Dikke jagers en verzamelaars

Dikke jagers en verzamelaars

In de afgelopen jaren is het aantal mensen met overgewicht of obesitas(extreem overgewicht) enorm toegenomen. Overgewicht is het resultaat van een positieve energiebalans: er worden meer calorieën geconsumeerd dan verbruikt. De reden waarom tegenwoordig zoveel meer mensen te dik zijn dan vroeger is de huidige obesogene omgeving waarin wij leven. Dat klinkt buitengewoon gewichtig, maar wat wordt hier eigenlijk onder verstaan?

Voedsel is noodzakelijk om te overleven. Ten tijde van de jagers en verzamelaars – meer dan 10.000 jaar geleden – kon men een wild zwijn niet voorbij laten rennen. Men wist namelijk niet wanneer de eerst volgende keer zou zijn dat er goed kon worden gegeten. In die tijden was voeding met een hogere calorische waarde dan ook een noodzakelijker goed dan tegenwoordig. Hoe meer energie men binnen kon krijgen, hoe langer men er weer tegenaan kon. Het lijkt er echter op dat veel mensen tegenwoordig nog steeds het instinct hebben om hoogcalorische voeding na te jagen en te verzamelen, terwijl dat natuurlijk niet meer zo nodig is. 

Energierijk voedsel is alomtegenwoordig in onze westerse wereld. Het is werkelijk overal te vinden: in de kantine op het werk, in de patatkraam of het fast-foodrestaurant in het winkelcentrum, en natuurlijk in de supermarkt. Naast het feit dat calorierijk eten tegenwoordig overal verkrijgbaar is, is er nog een belangrijk verschil met de jagers en verzamelaars: de jagers en verzamelaars moesten een flinke fysieke inspanning leveren om dat wilde zwijn te vangen. Tegenwoordig hebben veel mensen een kantoorbaan waarbij ze het grootste deel van de dag achter de computer zitten. Wanneer we ons verplaatsen van de ene naar de andere plek nemen we in de meeste gevallen de auto. Er zijn dus twee wezenlijke verschillen met de omgeving van de vroegere jagers en verzamelaars: wij kunnen in onze obesogene omgeving aan veel meer energie komen en we hebben hier veel minder energie voor nodig (Lieberman, 2006). Het is dus voor een belangrijk deel de grote energiebehoefte van onze jagende en verzamelende voorouders die er voor zorgt dat wij nu zo gemakkelijk overgewicht ontwikkelen (Illius, Tolkamp en Yearsley, 2002; Lieberman, 2006). Wij dreigen allen dikke jagers en verzamelaars te worden.

Wanneer we de toename in het aantal mensen met overgewicht willen beteugelen zouden we dus eigenlijk een stap in de richting moeten zetten naar de tijd van de jagers en verzamelaars. Maar dat gaat natuurlijk niet. We kunnen de supermarkten en fast-foodrestaurants moeilijk afschaffen. Wat wel kan, is de beschikbaarheid van energierijk voedsel op economische wijze inperken. Een mogelijke methode om dit te bereiken is een prijsverhoging van de calorierijke voeding in onze samenleving. Door de prijs van deze voeding te laten stijgen, door bijvoorbeeld extra belastingen te heffen op energierijk eten, kan men zich minder van deze hoogcalorische voeding permitteren. Daarnaast is het denkbaar dat men deze voeding de nieuwe prijs niet meer waard vindt. Uiteindelijk zal er toch voor het geld gewerkt moeten worden. Naast het feit dat men minder van deze hoogcalorische voeding zal kopen, zal men ook overgaan op gezondere voeding die niet in prijs is gestegen. In een onderzoek onder jongeren van 10 tot 14 jaar lieten Epstein en collega’s (2006) zien dat wanneer de prijs van hoogcalorische voeding toenam, de consumptie hiervan afnam. Daar bleef het niet alleen bij, naast het feit dat de consumptie van de hoogcalorische voeding afnam, schakelden de jongeren ook over op het nuttigen van gezondere voeding. 

Epstein en zijn collega’s (2006) lieten echter ook zien dat inkomen evenzeer een grote invloed had op de voedselkeuze van de jongeren. De jongeren konden voedingswaren kopen uit twee categorieën: gezonde voeding (appels, pretzels (zoute krakelingen), yoghurt en melk) en ongezonde voeding (chips, koekjes, pudding en cola). De prijzen van de producten in de ongezonde categorie varieerden van goedkoper tot duurder dan de referentieprijs. De referentieprijs was gebaseerd op de supermarktprijs van dat product. De prijs van de producten in de gezonde categorie bleef gelijk aan de referentieprijs. Dus terwijl de prijs van de koekjes varieerde bleef de prijs van de appels gelijk. Naast deze prijsmanipulatie werden ook drie verschillende inkomens gehanteerd: $ 1, $ 3 en $ 5. Zodoende hadden de jongeren bij elke prijscombinatie 1, 3 en 5 dollar te besteden. Resultaten lieten zien dat wanneer het inkomen gelijk was aan $ 1 er bij een prijsstijging van de ongezonde voeding werd overgestapt naar het kopen van producten uit de gezonde categorie. Bij een inkomen van $ 3 veranderde de consumptie van de producten uit de gezonde categorie niet bij een prijsstijging van de producten uit de ongezonde categorie. Een inkomen van $ 5 zorgde er echter voor dat naarmate de prijs van de producten uit de ongezonde categorie steeg, de consumptie van de goederen in de gezonde categorie afnam. Uit deze resultaten kan men afleiden dat wanneer de inkomens stijgen, de prijzen van de hoogcalorische voeding mee moet stijgen. Anders loopt men het gevaar dat men minder gezonde voeding zal kopen, zodat er meer geld overblijft voor hoogcalorische voeding. In dit geval neemt de consumptie van hoogcalorische voeding nog steeds wel iets af, maar daarnaast neemt ook de consumptie van gezonde voeding af en dat is natuurlijk niet de bedoeling. 

Een andere manier om gezondere eetgewoonten te promoten is door een prijsverlaging van gezonde voeding. Tegenwoordig is in veel gevallen het gezonde alternatief duurder dan de vette hap. Wanneer de prijs van gezonde voeding daalt, door bijvoorbeeld subsidiëring, zijn mensen misschien meer bereid deze voeding aan te schaffen. Onderzoek ondersteunt dit punt. Zo blijkt uit een studie van French en collega’s (1997) dat in de kantines van Amerikaanse high schools de verkoop van vers fruit en worteltjes toenam tot twee of zelfs vier keer zo veel als wanneer de prijs ervan gehalveerd werd. In een andere studie van French en collega’s (2001) werden in 55 snoepautomaten op scholen en werkomgevingen, vetarme snacks, zoals vetarme chips, vetarm snoep en vetarme koekjes, toegevoegd. De snacks werden vetarm bevonden als ze niet meer dan drie gram vet bevatten. Deze vetarme snacks werden in vier prijscategorieën aangeboden: normale prijs, 10% prijsreductie, 25% prijsreductie en tot 50% prijsreductie. Uit het onderzoek bleek dat een prijsreductie van vetarme snacks tot een toename in de verkoop van deze snacks leidde. Een prijsafname van 10%, 25% en 50% ging gepaard met een toename van respectievelijk 9%, 39% en 93% in consumptie van deze minder dikmakende snacks. Deze voorbeelden laten zien dat prijs een sterke invloed heeft op voedselkeuze. Door hier dus gebruik van te maken, kunnen we de mensen in de samenleving motiveren om een gezondere levenswijze aan te nemen. 

Producenten van hoogcalorische voeding zullen niet zomaar hun producten in prijs willen laten stijgen. Dit kan namelijk tot een aanzienlijke daling in omzet leiden. Groente en fruit goedkoper produceren zal ook niet heel eenvoudig zijn. Hier is dus een belangrijke taak voor de overheid weggelegd. Het invoeren van een zogeheten vettaks en het geven van subsidies op groenten en fruit zijn effectieve methoden om gezondere eetgewoonten te bevorderen en zodoende overgewicht te bestrijden. Nu zou men kunnen zeggen dat een dergelijke bemoeienis van de overheid wel erg betuttelend is. Het is toch ieders eigen verantwoordelijkheid, wat hij wel en niet eet? Dat is natuurlijk zo, maar mensen eten geen vetrijke voeding om er dik van te worden, maar omdat ze dat nu eenmaal lekker en gemakkelijk vinden. Men is minder goed in staat de nadelige consequenties van dergelijk ongezond gedrag op de langere termijn in te schatten. Kortom, mensen kunnen wel wat hulp gebruiken bij het kiezen van een gezonde levensstijl. Gezien de enorme, wereldwijde groei van obesitas en de daarmee gepaarde toename in ziektekosten, lijkt enige betutteling dus terecht.

Noten en/of literatuur

Epstein, L.H., E.A. Handley, K.K. Dearing e.a., ‘Purchases of food in youth: Influence of price and income’, in: Psychological Science, 17, 2006, pp. 82-89.

French, S.A., R.W. Jeffery, M. Story e.a., ‘Pricing strategy to promote fruit and vegetable purchase in high school cafeterias. Journal of the American Dietetic Association, 97, 1997, pp. 1008-1010.

French, S.A., R.W. Jeffery, M. Story e.a., ‘Pricing and promotion effects on low-fat vending snack purchases: The CHIPS study’, in: American Journal of Public Health, 91, 2001, pp. 112-117.

Illius, A.W., B.J. Tolkamp en J. Yearsley, ‘The evolution of the control of food intake’, in: Proceedings of The Nutrition Society, 2002, pp. 465-472.

Lieberman, L.S., ‘Evolutionary and anthropological perspectives on optimal foraging in obesogenic environments’, in:. Appetite, 47, 2006, pp. 3-9.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *