Gesitueerde Expertise

Een Analyse van Beschrijvingen van L. Wittgenstein, M. Merleau-Ponty en H. Dreyfus

Gesitueerde Expertise

Een Analyse van Beschrijvingen van L. Wittgenstein, M. Merleau-Ponty en H. Dreyfus

”The living physiology of the nervous system can only be understood by starting from phenomenal givens.” M. Merleau-Ponty, The Structure of Behavior

”De aspecten van de dingen die voor ons het meest belangrijk zijn blijven ons door hun eenvoud en alledaagsheid verborgen. (Je merkt het niet op, – omdat je het altijd voor ogen hebt.) De eigenlijke grondslagen van zijn onderzoek vallen iemand helemaal niet op. Tenzij dat hem ooit is opgevallen.” L. Wittgenstein, Filosofische Onderzoekingen

Mijn doctoraalscriptie Wijsbegeerte sluit aan bij een stroming binnen de cognitieve wetenschappen die het begrip ‘cognitie’ wil herinterpreteren. Dit nieuwe paradigma, dat soms ‘enactive cognition’ genoemd wordt, start vanuit een besef van het belang van belichaamde kennis (know-how) die in concrete situaties tot uitdrukking komt, en wil de rol van eerste persoonservaring voor adequaat handelen erkennen en begrijpen (Varela, Thompson & Rosch, 1991). Binnen dit nieuwe paradigma is cognitie primair gesitueerd (in een concrete situatie binnen een praktijk, binnen een cultuur), belichaamd, dynamisch en geleefd (ervaren) (Varela, 1999, p.6/7; Keijzer, 2002, p. 298). De kern van cognitie verschuift zo van een intern denkproces naar het intelligente handelen van organismen met een zenuwstelsel (Keijzer, 2002). Hierbij wordt het belang van denkprocessen overigens uitdrukkelijk niet ontkend, maar verliezen deze wel hun prioriteit aan perceptie-actie-koppelingen die de kern uitmaken van het handelende systeem. Overigens vraagt een dergelijke vernieuwde opvatting van cognitie, nog meer dan voorheen, om een interdisciplinaire aanpak. Voor het begrijpen van zelfs een eenvoudige handeling, zoals bijvoorbeeld het grijpen van een bierglas, is het nu gewenst om aandacht te besteden aan onder andere: de neuronale en fysiologische basis van deze vaardigheid; de eerste persoonservaring die iemand kan hebben wanneer het glas dreigt weg te glijden uit zijn of haar hand; niet-lineaire dynamische systeemtheorie voor het modelleren van het zelf-organiserende proces dat leidt tot gecoördineerde activiteit van verschillende hersengebieden; en tot slot de vele factoren van de concrete situatie die van invloed zijn op de adequate uitvoering van de handeling. Vanuit een dergelijk kader benader ik in mijn scriptie het onderwerp alledaags handelen, om te komen tot een beter begrip daarvan. 

Ons alledaagse handelen heeft de vorm van een impliciet: “Ik weet de weg”. Met betrekking tot de meeste situaties in ons alledaagse leven handelen we zonder deliberatie of interpretatie; we doen gewoon wat er gegeven de omstandigheden gedaan moet worden. We stappen in en uit de tram, begrijpen onmiddellijk een verkeersbord of stoppen iemand die bij het oversteken een auto niet ziet aankomen. Het is opmerkelijk dat deze alledaagse handelswijze sterke overeenkomsten vertoont met het vaardige handelen van experts in allerlei praktijken. In beide gevallen is het onmiddellijke adequate handelen mogelijk doordat ons lichaam een enorme hoeveelheid know how verenigt die in de concrete handelingssituatie tot uitdrukking komt. We kunnen dan ook spreken over respectievelijk alledaagse en vakspecifieke expertise. Door vakspecifieke expertise in concrete situaties te onderzoeken, kunnen we veel leren over ons alledaagse handelen. 

De meeste aspecten van onze alledaagse omgang met de dingen zijn voor ons zo vertrouwd dat wij normaal gesproken geheel niet zien hoe wij adequaat gedrag genereren. Een goed inzicht hierin is echter voor de cognitieve (neuro)wetenschappen wel degelijk van groot belang. Veel van het onderzoek dat daar plaatsvindt moet uiteindelijk immers leiden tot verbetering van het alledaagse leven van bijvoorbeeld revaliderende patiënten met hersenletsel, of betere prestaties van bijvoorbeeld topsporters of gewone mensen. Maar een dergelijke ‘verbetering’ moeten we vooral niet te abstract zien. Een beter leven wordt primair door een individu geleefd in concrete situaties. Hierbij neemt de doorleefde eerste persoonservaring een centrale plaats in; een object of een situatie wordt hier en nu als goed of niet goed ervaren. Gegeven de huidige (beperkte) opvatting van het concept ‘natuur’ binnen de natuurwetenschappen, die geen plaats inruimt voor de doorleefde eerste persoonservaring, is het precies hier dat de filosofie, en dan met name de fenomenologie, de cognitieve (neuro)wetenschappen fundamentele inzichten kan bieden die zij zichzelf niet kan verschaffen. Vandaar dat de onderzoeksvraag waarmee ik de filosofie in mijn scriptie tegemoet treed, luidt: Wat zijn de belangrijkste kenmerken van het geïnvolveerde adequate handelen van de (alledaagse) expert in de concrete situatie? Geïnvolveerd handelen kunnen we omschrijven als de vertrouwde omgang met de dingen, welke niet delibererend van aard is, maar gekenmerkt wordt door een zekere onmiddellijkheid (denk aan de wijze waarop je zojuist op je stoel bent gaan zitten).

Ik beantwoord deze vraag door middel van een analyse van beschrijvingen van Ludwig Wittgenstein, Maurice Merleau-Ponty en Hubert Dreyfus. Ik laat zien dat de besproken teksten van deze filosofen (zie literatuurlijst) er op wijzen dat een dergelijk handelen van experts zich op een bijzondere manier afstemt op de omgeving. Volgens deze beschrijvingen bezit de geïnvolveerd handelende expert een gevoel voor de juiste handelswijze, zodat het handelen doelgericht kan zijn, zonder dat er een expliciete representatie van het doel is. Deze afstemming is een vorm van intentionaliteit of geïnvolveerde omgang met de dingen die een waarderend karakter heeft en een sensitiviteit voor een adequate handelswijze omvat. Ik introduceer hiervoor de term ‘waarderende afstemming’. Het voorbeeld van Wittgensteins kleermaker verheldert de rol die een belangrijke normatieve emotie (gerichte ontevredenheid) hierbij speelt. Aandacht voor concrete situaties is noodzakelijk om dit fenomeen goed in het vizier te krijgen. Wittgensteins uitmuntende kleermaker heeft een gevoel ontwikkeld voor de juiste breedte van de stof voor een onderdeel van een kostuum. In zijn omgang met de stof maakt hij onmiddellijk de subtiele onderscheidingen waar de situatie om vraagt en houdt zo rekening met bijvoorbeeld de kenmerken van de stof en de persoon die het kostuum gaat dragen. Hij hoeft daarover verder echter niet na te denken; hij snijdt gewoon. De kleermaker stuurt dit dus niet actief door middel van bijvoorbeeld zijn persoonlijk smaak, ook niet door expliciete vergelijking met een expliciete norm, maar snijdt zoals hij snijdt omdat hij het zo als juist ervaart, terwijl hij daarentegen breder als te breed en smaller als tesmal ervaart. De doorleefde eerste persoonservaring van de expert-gericht-op-het-object-in-context speelt dus een belangrijke rol bij oriëntatie op verbetering of juistheid van het object. Juist is wat de (altijd al gesocialiseerde) expert in de concrete situatie tevreden stemt en deze voortdurende waardering van het object komt tot stand in interactie met enorm veel contextuele factoren.

Vanuit een achtergrond van vertrouwdheid met de omgeving en vele geïncorporeerde vermogens, kan er in de concrete situatie hier en nu, zonder dat denkprocessen een rol spelen, doelgericht en adequaat gehandeld worden. Bijzonder is dat deze complexe afstemming zeer snel (binnen enkele tienden van een seconde) kan gebeuren. Bij het realiseren van deze juiste handelswijze speelt het lichaam een bijzondere dubbelrol. Enerzijds omdat het lichaam als fysieke structuur de know how ‘draagt’, en anderzijds omdat het een sensitiviteit bezit voor het adequaat handelen. Wanneer het handelen zich al doende in de juiste richting beweegt, neemt de doorleefde ervaring van ontevredenheid met de uitgangssituatie af, en een adequaat resultaat gaat vaak gepaard met een ervaring van tevredenheid. In de gerichtheid op (of omgang met) het object profiteert de (alledaagse) expert dus van een bijzondere vorm van belichaamde feedback die zijn/haar handelen oriënteert op adequaatheid. 

Gezien het belang van een dergelijk ‘gevoel voor hoe het gaat’ voor de (zelf)organisatie van adequaat gedrag, pleit ik voor meer aandacht voor de neuronale basis hiervan. Ik laat zien dat Merleau-Ponty reeds in de eerste helft van de jaren veertig van de vorige eeuw tot een inzicht kwam dat nu relevanter is dan ooit en tegenwoordig centraal staat in de dynamische systeem theorie, namelijk dat het zenuwstelsel op dynamische en zelf-organiserende wijze gekoppeld is aan de rest van het lichaam en de omgeving. Een adequate omgang met de dingen kan door de geïnvolveerd handelende expert worden gerealiseerd doordat het door het zenuwstelsel aangestuurde gedrag voortdurend de afstemming en organisatie van het systeem lichaam-omgeving realiseert. Hierbij lijkt met name de proprioceptie (traditioneel het gevoel van positie en beweging van eigen lichaamsdelen), in een vernieuwde en zeer brede zin die betrekking heeft op de situationele positie van het organisme dat een taak verricht, meer aandacht van neurowetenschappers en neurofilosofen te verdienen vanwege de bijdrage van deze feedback aan een onmiddellijke oriëntatie op een adequatetaakuitvoering in de concrete situatie.

Noten en/of literatuur

Dreyfus, H.L. “Intelligence Without Representation – Merleau-Ponty’s Critique of Mental Representation: The relevance of phenomenology to scientific explanation.” Phenomenology and the Cognitive Sciences 1: 367-383, 2002.
Keijzer, F.A. Naar een Herinterpretatie van Cognitie: Gesitueerd, Belichaamd en Dynamisch. Algemeen Nederlands Tijdschrift voor Wijsbegeerte, 94, nr 4. p. 296-301, 2002.
Merleau-Ponty, M. The Structure of Behavior. Pittsburg: Duquesne University Press, 1983 (1942).
Merleau-Ponty, M. Fenomenologie van de Waarneming. Amsterdam: Ambo, 1997 (1945). 
Varela, F.J. Ethical Know-How: Action, Wisdom, and Cognition. Stanford: Stanford University Press, 1999 (1992).
Varela, F.J., E. Thompson & E. Rosch. The Embodied Mind: Cognitive Science and Human Experience. Cambridge, MA: MIT Press, 1991.
Wittgenstein, L. “Lectures on Aesthetics”, in: Lectures and Conversations on Aesthetics, Psychology and Religious Belief. Oxford: Blackwell, p. 1-40, 1978.
Wittgenstein, L. Filosofische Onderzoekingen. Amsterdam: Boom, 2002 (1953).

Erik Rietveld is econoom, filosoof en doet nu de master Cognitive Sciences aan de Universiteit van Amsterdam.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *