Interview: Gender en seksualiteit

Nieuw onderzoekscentrum van de Universiteit van Amsterdam

Interview: Gender en seksualiteit

Nieuw onderzoekscentrum van de Universiteit van Amsterdam

De Universiteit van Amsterdam had ondanks haar progressieve karakter tot voor kort geen gebundeld onderzoek naar gender en seksualiteit, in tegenstelling tot veel andere nationale en buitenlandse instellingen. Daar is in september 2010 verandering in gekomen door de oprichting van het Amsterdam Research Centre for Gender and Sexuality (ARC-GS). Dit centrum werkt als een overkoepelend orgaan: het heeft als doel om onderzoekers bij elkaar te brengen die hun onderzoek al richten op gender en seksualiteit, zodat de studies een meer interdisciplinaire inslag krijgen. Blind interviewde dr. Rachel Spronk, lid van het dagelijks bestuur van het ARC-GS. Zij vindt dat gender- en seksualiteitsonderzoek per definitie interdisciplinair benaderd dient te worden.

Dat er behoefte is naar studies omtrent gender en seksualiteit blijkt volgens Spronk alleen al uit de vraag naar onderwijs over het onderwerp. Op dit moment werkt het centrum mee aan vijftien bachelorcursussen en een master (Gender, Sexuality, and Society), met een hoge populariteit onder studenten. Naast participatie in het onderwijs, houdt het centrum zich ook bezig met het organiseren van maandelijkse lezingen en conferenties. Hier spreken vooral onderzoekers van universiteiten buiten Amsterdam. Het bijzondere aan het centrum in Amsterdam is dat het niet is opgezet vanuit de geesteswetenschappenfaculteit, zoals bij andere universiteiten vaak het geval is, maar via de faculteit der sociale wetenschappen. Hierdoor combineert het centrum de gebruikelijke filosofische analyse met de empirische sociaalwetenschappelijke benadering. 

Zelf heeft Spronk zich voor haar onderzoek gericht op Afrika. In het Westen wordt Afrika vaak gezien als een continent waar alles anders is; Spronk ziet voornamelijk de overeenkomsten. Ook onderzoek wijst volgens haar uit dat de verschillen vaak kleiner zijn dan wordt gedacht. De principes zijn overal hetzelfde; iedereen op de wereld heeft te maken met de idee wat het betekent om man of vrouw te zijn, de rol van seksualiteit en bijbehorende normen over hoe je jezelf “acceptabel” gedraagt. De ideeën die over mannelijkheid, vrouwelijkheid en seksualiteit bestaan worden vaak ervaren als fundamenten voor een samenleving. Wanneer met deze fundamenten geschoven wordt, zoals tijdens de homo-emancipatie in de jaren zestig, zorgt dit voor onrust bij de gevestigde groepen. Tegenwoordig wordt de onrust veroorzaakt door migranten; door confrontatie tussen verschillende culturen, of anders gezegd, andere oriëntaties op verschillende aspecten van het leven, waaronder de rol van gender en seksualiteit. Ook hierover verschillen allochtonen en autochtonen nogal eens van mening. Maatschappelijke discussies over de rollen en rechten van de seksen belichten dat de Nederlandse samenleving (nogmaals) verandert. Strikte moslima’s worden gezien als problematisch, terwijl de vrouwen die hun haar niet mogen knippen en geen broeken aan mogen trekken op de Bijbelbelt veel minder ophef losmaken. Desondanks kan de ophef volgens Spronk niet worden afgedaan als onzin, omdat het iets zegt over de veranderingsprocessen waarin de maatschappij zich bevindt.

In Nederland zien we onszelf als geëmancipeerd en progressief, maar uiteindelijk zijn we behoorlijk conservatief, vindt Spronk. Buitenlanders die in Nederland wonen schrikken vaak van het grote verschil tussen het vrije imago en de werkelijkheid in het land, constateert de onderzoekster. Het is alsof het emancipatieproces nog niet af is. Vroeger werden vrouwen ontslagen zodra ze zwanger waren. Tegenwoordig zou dit belachelijk zijn, maar het idee bestaat nog wel; van vrouwen wordt verwacht dat ze thuis zijn voor de kinderen. Alhoewel de man ook ouder van het kind is, wordt er niet automatisch vanuit gegaan dan hij zijn werk daar op aanpast. De oorzaak van deze rolverdeling moet volgens Spronk gezocht worden in de normen en waarden die het land heeft over mannen en vrouwen. Deze bepalen voor een groot deel de bestaande structuren, vaak ook onbewust. Een bestuur dat sollicitaties behandelt, zal op zoek gaan naar bepaalde kwaliteiten waar ze zich in kunnen herkennen. Als dit bestuur dan bestaat uit mannen, zou het kunnen zijn dat vrouwen al bij voorbaat minder kans hebben. In Nederland is dit terug te zien in het percentage vrouwen dat werkt en dat hoge functies bekleedt. In vergelijking met andere Europese landen doet Nederland het zeer slecht op dit gebied. In België is een heel ander patroon in de samenleving te zien, deels doordat er een economische noodzaak is dat vrouwen ook gaan werken. Ook Scandinavische landen doen het goed in de statistieken. Deze landen kennen over het algemeen een groot gelijkheidsideaal waardoor ook mannen daar feministisch zijn. Quota zouden een oplossing kunnen zijn om de verdeling in Nederland rechter te trekken, maar de maatregel zou ook negatief gebruikt kunnen worden. Er zou bijvoorbeeld gedacht kunnen worden dat vrouwen in een bepaalde functie zitten omdat ze vrouw zijn, in plaats van om de kwaliteiten die ze hebben voor de functie. Spronk denkt dat het een oplossing zou zijn deze dwangmaatregel tijdelijk in te voeren, in de hoop dat hij later overbodig wordt.

De interesse in gender en seksualiteit is groot. Dit is ook terug te zien in de politiek, zegt Spronk. Kwesties die raken aan seksuele emancipatie eisen een hoofdrol op in het gespannen debat over de multiculturele samenleving dat Nederland nu al zo’n tien jaar in zijn greep houdt. Gelijkheid tussen man en vrouw en acceptatie van homoseksualiteit fungeren als cement van een krachtig nieuw conservatief vertoog dat het benoemen, begrenzen en bewaken van “de Nederlandse identiteit” in een onzekere globaliserende wereld centraal stelt. Wie bij Nederland wil horen moet “onze” progressieve normen op het vlak van seksualiteit en vrouwen- en homorechten accepteren. Seksuele emancipatie lijkt de lakmoesproef van integratie geworden. Dit laatste raakt aan het thema van de internationale conferentie die het onderzoekscentrum in januari organiseert. Op deze conferentie zal de opvattingen over seksuele vrijheid en de dynamiek hiervan in Europa worden behandeld.

Noten en/of literatuur

Spronk, R., interview, 2010.

Rachel Spronk is lid dagelijks bestuur van het ARC-GS. Ze is docente aan de faculteit sociologie en antropologie van de Universiteit van Amsterdam en doet een postdoctoraal onderzoek naar beleidsvorming ten aanzien van hiv en aids in Ghana aan de Amsterdam International School for Social Sciences (AISSR). Haar eigen onderzoeksveld richt zich op cultuur, gender en seksualiteit.

Paulien de Jong doet de bachelor biologie aan de Universiteit van Amsterdam en is redacteur bij Blind.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *