De Artistieke Wending

De Artistieke Wending

Stel je voor: er is een ongelofelijk complexe wereld, waarin zich een grote crisis voltrekt, die het bestaan van al haar inwoners bedreigt. Niemand weet hoe de problemen moeten worden aangepakt; iedereen voelt zich vastzitten en raakt depressief. Er worden talloze topconferenties georganiseerd waarin allerlei experts hun inzichten kenbaar maken, maar de pogingen lijken tevergeefs. Erger nog: hoe harder ze denken en discussiëren des te meer ze wegdrijven van een oplossing.

In dit artikel bespreek ik hoe nutteloze filosofie en kunst kunnen helpen. De onmacht van de deskundigen om de crisis te bezweren komt namelijk voort uit een deficiënte benadering van de problemen. Als tegenwicht neem ik de intuïtieve aanpak op, die filosofen en kunstenaars hanteren om vervolgens aan te tonen hoe het strategisch inzetten van een `vertraagd onbewust nadenken’ de macht kan teruggeven. Met als conclusie dat er ruimte gemaakt dient te worden voor de houding die een Artistieke Wending inluidt.

Picture taken in 2010 when the phlosophers of UvA moved from Vendelstraat to Oude Turfmarkt.

 TURN
2010 © Tine Wilde c/o Pictoright, Amsterdam. Courtesy van de kunstenaar.

Gedachte-experimenten

Van alle disciplines is filosofie de meest zuinige: een draaistoel en een lucide denkraam is in principe alles wat een filosoof nodig heeft. Men zit en draait en volgt een gedachtelijn die verbonden is met een vraag. Deze gedachtelijn kan uitmonden in een gedachte-experiment: een voorbeeld of tegenvoorbeeld als mogelijkheid, die op zijn beurt weer getoetst wordt op validiteit en consistentie.

Zowel filosofen als wetenschappers zijn het er over eens dat er een cruciale rol is weggelegd voor het gedachte-experiment. Beroemde exemplaren zijn onder meer Einsteins lift, Schrödingers kat, Wittgensteins Kever-in-een-Doos, Putnams Tweeling-Aarde en de Gettier-gevallen. Meestal wordt het gedachte-experiment gepresenteerd in de vorm van een diagram of een kort verzonnen verhaal dat in de onvoltooid tegenwoordige tijd wordt verteld, met gebruik van fictieve namen zoals Smith of Mary en voorafgegaan door zinnen als: ‘Denk je eens in’ of ‘Stel je voor’. Ze constitueren weliswaar argumenten, maar er is een belangrijke rol weggelegd voor onze verbeeldingskracht die de premissen rechtvaardigt. Vaak blijken gedachte-experimenten contrafactische uitspraken te zijn.

De fascinatie voor een gedachte-experiment ligt in de mogelijkheid om nieuwe kennis te verwerven zonder nieuwe empirische gegevens. Hoe kan zoiets? Ernst Mach (1897) antwoordde op deze vraag dat we grote hoeveelheden intuïtieve kennis op velerlei manieren hebben vergaard uit onze ervaringen. Volgens hem is experimenteren een basismethode van alle levende wezens en gedachte-experimenten zijn simpelweg experimenten van een ander niveau. In het centrum van het gedachte-experiment ligt de ‘Gedankenerfahrung’, die is samengesteld uit oncontroleerbare indrukken van feiten uit eerdere ervaringen met de wereld. Deze feiten geven de reikwijdte van onze mogelijkheden aan.

Karakteristiek voor het gedachte-experiment is dat wij het weliswaar kunnen denken, maar de casus in kwestie onmogelijk fysiek ten uitvoer kunnen brengen vanwege praktische, technologische, ethische of financiële beperkingen. Wel kan het opnieuw worden gedacht door een andere versie van hetzelfde scenario te construeren, het scenario verder te ontwikkelen of na verloop van tijd bij te stellen. Gedachte-experimenten zijn ofwel negatief wanneer ze een theorie weerleggen, ofwel positief op het moment dat ze een theorie ondersteunen. Vandaar dat de intenties van de persoon die het gedachte-experiment opzet duidelijk moeten zijn om te kunnen beslissen binnen welke categorie het experiment valt. Het dient te worden beoordeeld binnen het raamwerk van het voorgenomen doel.

Aangezien intuïties ook kunnen misleiden of met elkaar conflicteren, is het gedachte-experiment niet per definitie betrouwbaar. Er blijft dan ook altijd een speculatief aspect aanwezig. Bovendien wordt veel achtergrondkennis voorondersteld en ontbreken er talloze details. Daarom beschrijft de filosoof het hypothetische scenario van het gedachte-experiment zorgvuldig.

Samenvattend is het gedachte-experiment voor filosofen het meest belangrijke en paradigmatische gereedschap, waarin de verbeelding naast de logica een volwaardige en belangrijke taak krijgt toebedeeld. Het is een mogelijkheid die wordt getoetst op zijn (on)mogelijkheid. Misschien kunnen we zelfs van een ‘methode’ spreken, waarin de subtiele interactie van logica en verbeeldingskracht ons de resultaten levert.

Het artistiek proces

Gedachte-experimenten zijn dus gereedschap van verbeelding; mentale oefeningen om onze intuïtieve competentie te stimuleren en te ontwikkelen. Zo bezien kan intuïtie als gelijkwaardige partner van logica worden opgevat. Maar wat is die intuïtie precies? Dijksterhuis (2006) legt uit.

Wij kunnen iets als goed of slecht voelen zonder dat we weten waarom, waar dat gevoel vandaan komt of waar het op is gebaseerd. Een intuïtie wordt dan ook gedefinieerd als een buikgevoel dat steunt op een eerdere onbewuste ervaring. Het is een samenvattend oordeel die het onbewuste levert op het moment dat het klaar is om te beslissen. Hiervoor is het dan wel noodzakelijk dat het onbewuste toegang heeft gekregen tot alle relevante en noodzakelijke informatie. Er is op dit moment nog niet veel bekend hoe het onbewuste precies zijn informatie naar het bewustzijn stuurt en wanneer het onbewuste precies zijn oplossingen levert, maar duidelijk is wel dat het een actief en doelgericht proces is.

Dijksterhuis & Nordgren (2006) hebben een theorie ontwikkeld, die naar eigen zeggen kan worden gebruikt bij het nemen van beslissingen, het vormen van indrukken en houdingen, bij probleemoplossing en creativiteit. De theorie differentieert tussen bewust en onbewust denken die elk hun eigen kenmerken hebben en gebruikt kunnen worden in verschillende omstandigheden. Bewust denken kan beter worden ingezet bij relatief simpele keuzen, terwijl beslissingen met betrekking tot complexe zaken beter genomen kunnen worden met behulp van ons onbewust denken.

Dit klinkt contra-intuïtief, maar ligt bij nader inzien vrij voor de hand. Waneer wij bewust denken, richten we alle aandacht op een specifieke zaak. Door deze focus kan het bewuste echter maar een fractie van de informatie opnemen die aanwezig is en mist het dus veel andere zaken. Tegelijkertijd is het juist door die gerichte aandacht wel erg precies en kan het goed regels volgen. Onbewust denken daarentegen is denken zonder aandacht of met de aandacht ergens anders op gericht, waardoor het een veel groter opnamevermogen kent, maar minder precies werkt dan het bewuste denken. In dit associatieve proces verandert het object van denken en hangt de uitkomst af van een zekere tijdsduur en conformiteit aan regelmatigheden. We kennen het allemaal uit eigen ervaring. Bijvoorbeeld wanneer we iemand bij de koop van een nieuw huis adviseren er nog eens ‘een nachtje over te slapen’.

Vanuit deze observaties presenteert Dijksterhuis vervolgens een ‘vertraagd onbewust nadenken’ als middel om intuïties een grotere rol te laten spelen bij het nemen van beslissingen. Hij baseert zich daarbij op het artistieke proces dat (beeldend) kunstenaars gebruiken om tot nieuw werk te komen. Ik bespreek dit artistieke proces hier kort voor zover van toepassing voor dit betoog. Meer is te vinden in Wilde (2008).

Alle mensen hebben de beschikking over alledaagse creativiteit: het vermogen om op plotselinge veranderingen te reageren, zich aan te passen aan veranderde omstandigheden en het leven en de omgeving te verbeteren, transformeren en op bepaalde manieren te hermodelleren. Wanneer dat niet zo zou zijn dan waren wij allang niet meer op aarde. Deze creativiteit kunnen wij analoog aan Dijksterhuis’ theorie opdelen in bewuste en onbewuste alledaagse creativiteit.

Artistieke creativiteit is het soort van creativiteit die kunstenaars gebruiken en is iets dat voortkomt uit alledaagse creativiteit, maar er niet toe kan worden gereduceerd. Kunstenaars worden getraind in het afzien van het vanzelfsprekende dat normaal gesproken als gegeven wordt beschouwd. Deze terugtrekkende handeling is gerelateerd aan het vermogen dat we allemaal hebben: het vermogen om mogelijkheden te zien door middel van verbeeldingskracht. De kunstenaar gebruikt dat soms in een andere, meer verhevigde vorm, die wordt geassocieerd met een gevoeligheid voor ambiguïteit.

De kunstenaar gebruikt een vertraagd dynamisch proces om de wereld te bevragen en vervolgens de bevindingen in kunstwerken om te zetten. Ten eerste wordt de wereld actief tussen haakjes gezet: hierdoor stapt de kunstenaar als het ware naast de wereld en tegelijkertijd door de wereld heen. Vervolgens verwijlt de kunstenaar in de sferen van een veel passiever en vloeiender onbewuste. Alle mogelijkheden toelatend om boven te komen drijven, ze te laten botsen met elkaar om ze op het einde van het proces samen te voegen tot iets nieuws.

De vertraging – de tijd die wordt gebruikt om bewust de wereld tussen haakjes te zetten en de vloeiende geestestoestand te ondergaan tot aan het moment dat een nieuwe verbinding tot bewustzijn komt – is een noodzakelijke vertraging voor het proces om de kunstenaar de gelegenheid te geven alle soorten van kennis, associaties, gevoelens en ervaringen met elkaar te laten botsen en vermengen om van daaruit verbindingen te voorschijn te laten komen. In een vertraagde toestand, rennen de associaties vrij rond, op elkaar reagerend op een onbeheerste en niet-lineaire manier, schijnbaar betekenisloos.

Dit artistieke proces kan worden gekarakteriseerd als een dynamische disorganisatie waaruit een zelforganisatie tevoorschijn komt die de controle uiteindelijk weer overneemt. Het resultaat kan iets totaal nieuws zijn.

Dijksterhuis transponeert, als gezegd, bovengenoemd artistiek proces naar een ‘vertraagd onbewust nadenken’. Wanneer wij deze manier van nadenken gebruiken wordt de informatie die nodig is voor het nemen van een beslissing uiteindelijk ‘sterker’. We zijn dan in staat om bewust te beslissen of we dit vertraagd onbewust denken willen gebruiken en strategisch inzetten. Hij suggereert dus dat een dergelijk dynamisch proces niet aan kunstenaars is voorbehouden, maar dat in principe iedereen daar gebruik van kan maken, wanneer men zich daar in traint. Elk van ons kan dus een artistieke houding aanleren.

De wending

Er zijn drie belangrijke overeenkomsten tussen gedachte-experimenten en het artistieke proces dat betrokken is bij de productie van kunst. Allereerst maken beiden gebruik van verbeeldingskracht. Een tweede overeenkomst ligt in het uitoefenen van het principe van vertraging, waarin intuïtie de belangrijkste factor is. Deze twee overeenkomsten kunnen leiden tot een artistieke houding ten aanzien van de derde overeenkomst: het stellen van onbeantwoordbare vragen.

Onbeantwoordbare ‘fundamentele’ vragen zijn vragen waarop geen definitief antwoord valt te geven, maar die in elke tijd weer belangrijk zijn om te worden gesteld. Deze vragen gaan niet over het denken, de taal of de kunst zelf, maar komen voort uit ons leven en onze verwondering over de wereld.

In tijden van crisis kan kunst met haar visionaire streven helpen een weg te vinden. Filosofie stuurt vanuit een reflectieve verbinding met onze (denk)traditie. De uitkomsten zijn voor elk van de disciplines uiteindelijk diametraal verschillend: de filosoof wil weten hoe de dingen werkelijk staan, terwijl de kunstenaar een verrassend ander perspectief op de werkelijkheid presenteert. Beide perspectieven samen echter vormen een krachtige bron van aanwijzingen hoe en in welke richting de veranderingen kunnen plaatsvinden.

In de 20e eeuw domineerde de linguïstische filosofie met zijn nadruk op de taal. Hoe wij spreken over de wereld maakt verschil voor de wijze waarop wij de wereld begrijpen. Maar er is meer dan taal alleen. Wij hebben ook de beschikking over hints, wenken, stiltes en kunstwerken. Zij helpen op een andere, soms meer omvattende wijze om iets van onszelf en de wereld te begrijpen.

Extrapolerend kom ik vanuit het voorgaande tot de conclusie dat ingewikkelde vraagstukken adequater kunnen worden benaderd vanuit een artistieke houding, die de verbeeldingskracht samen met het principe van vertraging als leidraad neemt.

In deze artistieke houding ligt de macht vervat, waarover in principe ieder van ons kan beschikken. Het betreft een indirecte macht die even langer nodig heeft om zich in een ongelofelijk complexe wereld te laten gelden, maar uiteindelijk veel ‘sterker’ en duurzamer is. Hiermee wil niet gezegd zijn dat iedereen kunstenaar of filosoof moet worden, maar dat een artistiek-filosofisch georiënteerde samenleving efficiënter met de problemen van een complexe wereld kan omgaan. Het is tijd voor een Artistieke Wending.

Noten en/of literatuur

Dijksterhuis, A & Nordgren, Loran F. 2006. ‘A Theory of Unconscious Thought’, in Perspectives on Psychological Science, 1(2), pp. 95–109.

Einstein, A. 1907. ‘Relativitätsprinzip und die aus dem selben gezogenen Folgerungen’, in Jahrbuch der Radioaktivität, 4, pp. 411–462.

Gettier, E. 1963. ‘Is Justified True Belief Knowledge?’, In Analysis, 23(6), pp. 121–
123.

Mach, E. (1897), ‘On Thought Experiments’, in Knowledge and Error (vert. Thomas J. McCormack and Paul Foulkes), Reidel: Dordrecht Holland, 1976.

Putnam, H. 1975. The Meaning of ‘Meaning’ in Mind, Language, and Reality, pp. 215–271. Cambridge University Press.

Schrödinger, E. 1935. ‘Die gegenwärtige Situation in der Quantenmechanik’, in Die Naturwissenschaften, 23, pp. 807–812; 823–828; 844–849.

Sorensen, R. 1992. Thought Experiments. Oxford University Press.

Wilde, T. 2008. Remodel[l]ing Reality. Wittgenstein’s übersichtliche Darstellung & the phenomenon of Installation in visual art. Ph.D. thesis / Artist Book, University of Amsterdam.

Williamson, T. 2004. ‘Past the Linguistic Turn?’ In Leiter, B, ed., The Future for Philosophy, pp. 106–128. Oxford University Press.

Wittgenstein, L. 2001. Philosophische Untersuchungen. Philosophical Investigations. Transl. G.E.M. Anscombe. Blackwell: Oxford, 3rd edn.

Tine Wilde is filosoof en beeldend kunstenaar. Ze promoveerde aan het Institute for Logic, Language and Computation (ILLC) van de Universiteit van Amsterdam met een interdisciplinair project en publiceerde eerder in Blind het artikel Remode(l)ling Reality. Meer informatie over Tine Wilde is te vinden op haar website www.tinewilde.com.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *