Hoe vrij zijn wij?

De vrije wil bekeken vanuit verschillende disciplines

Hoe vrij zijn wij?

De vrije wil bekeken vanuit verschillende disciplines

In het kader van macht en onmacht is het interessant om te kijken naar hoeveel macht wij nou eigenlijk hebben over ons eigen leven en onze eigen beslissingen. Met andere woorden: hebben wij macht over ons eigen handelen? Het debat over het al dan niet bestaan van de vrije wil is erg levendig en houdt vele wetenschappers bezig. Hieronder vallen bijvoorbeeld neurowetenschapper Victor Lamme en filosoof Bas Haring. Zoals uit deze twee voorbeelden al blijkt zijn er verschillende disciplines met daarbij verschillende wetenschappers bij dit debat betrokken. De meeste argumenten zijn in grofweg twee stromingen in te delen. De eerste is het compatibilisme, de stroming die zegt dat het idee van de vrije wil niet in strijd is met het determinisme. Dan is er nog het incompatibilisme, dat weer in te delen is in twee aparte stromingen. De eerste hiervan is het (metafysisch) libertarisme, dat zegt dat er wel degelijk een vrije wil bestaat en dat er van het determinisme dus geen sprake is. De tweede stelt dat het determinisme klopt en wij dus niet vrij kunnen handelen (Strawson, 1998, 2011). In dit artikel zullen de verschillende meningen en standpunten uit het debat nader bekeken worden, in het licht van hun disciplinaire achtergrond. Dit betekent dat er gekeken zal worden naar in hoeverre de disciplinaire achtergrond van mensen bijdraagt aan hun kijk op dit debat.

De vrije wil in de hersenwetenschappen

Het standpunt van het determinisme vinden we vooral terug in de hersenwetenschappen, waar veel onderzoek gedaan wordt naar keuzegedrag van mensen en hoe dit door bepaalde manipulaties beïnvloed kan worden. Ook wordt er gekeken naar het effect van de context op het maken van beslissingen. Door middel van hersenonderzoek kan activiteit in ons brein tijdens het maken van keuzes worden gemeten. Het gaat hierbij dan om welke hersendelen actief zijn en wanneer precies.

Dick Swaab is een goed voorbeeld van een wetenschapper die de visie van het determinisme aanhangt en uitdraagt. In zijn boek Wij zijn ons brein zegt hij dat een keuze nooit volledig vrij is. Door te stellen dat wij ons brein zijn, is de vrije wil ver weg. Hiermee is Dick Swaab een determinist.

Een belangrijk argument in het debat over de vrije wil is dat het maken van een keuze iets is waarbij we (onbewust) door ontzettend veel factoren beïnvloed worden, waardoor we zelf eigenlijk niet meer weten waarom we een bepaalde keuze precies maken. Verschillende voorbeelden hiervan worden besproken in het boek Thinking, Fast and Slow, van Daniel Kahnemann(2011). Kahnemann is van oorsprong psycholoog en heeft veel belangrijk onderzoek verricht op het grensvlak van economie en psychologie. In 2002 won hij hiermee zelfs de Nobelprijs voor de economie. Eén van de belangrijkste verdiensten van Kahnemann is dat hij met zijn onderzoeken een einde heeft gemaakt aan de (economische) assumptie van de rationele mens. Deze assumptie is dat de mens volledig rationeel is en dus rationele beslissingen maakt. Het onderzoek naar framing speelt hierin een belangrijke rol. Framing is het psychologische fenomeen dat de manier waarop een vraag of probleem geformuleerd wordt, invloed heeft op de reactie van mensen hierop. Een voorbeeld dat Kahnemann beschrijft is dat van een vrouw die naar het theater gaat. In de eerste versie van het probleem heeft de vrouw twee tickets gekocht voor $80 per stuk. Als ze bij het theater komt en haar portemonnee opent, ziet ze dat de tickets verdwenen zijn. Zal ze nog twee tickets kopen om het toneelstuk te zien? De tweede versie van het probleem gaat als volgt: een vrouw komt bij het theater om twee kaartjes van $80 per stuk te kopen. Eenmaal bij het theater opent ze haar portemonnee en ziet ze dat de $160 waarmee ze de tickets wilde kopen, verdwenen is. Wel kan ze met haar creditcard nog tickets kopen. Zal ze twee tickets kopen om het toneelstuk te zien? In termen van kosten zijn beide situaties gelijk: de vrouw heeft $160 verloren en zal nog $160 moeten betalen om het stuk te kunnen zien. Toch zijn de reacties verschillend: de meeste mensen denken dat de vrouw in de tweede situatie de kaartjes zal kopen (Kahnemann, 2011, p. 371). Dit laat zien dat hoewel wij denken rationele keuzes te maken, we dit eigenlijk helemaal niet doen. Het feit dat wij irrationele keuzes maken, op basis van onbewuste overwegingen, laat minder ruimte over voor de vrije wil. Kahnemann gaat echter niet zo ver als dat hij zegt dat we helemaal geen invloed hebben over onze keuzes: sommige mensen zullen geen onderscheid maken tussen de scenario’s. Door regelmatig te benadrukken dat het om ‘de meeste mensen’ of het gemiddelde gaat, laat Kahnemann zien dat hij zeker geen incompatibilist is.

Ook hoogleraar cognitieve neurowetenschap Victor Lamme, van de Universiteit van Amsterdam , laat in zijn boek De vrije wil bestaat niet (2010) zien hoe aan de hand van onderzoek aangetoond kan worden dat we een stuk minder vrij zijn in onze keuzes dan we zelf denken. Waar het onderzoek van Kahnemann vooral bestaat uit psychologische tests, beschrijft Lamme veel hersenonderzoeken, waarbij proefpersonen bijvoorbeeld in een fMRI-scanner liggen tijdens het uitvoeren van een taak. Een voorbeeld van een onderzoek dat in het boek van Lamme beschreven wordt en waaruit blijkt dat onze hersenen soms meer weten dan wij zelf, is een onderzoek van de fysioloog Benjamin Libet uit 1983. Libet gaf proefpersonen de opdracht om op een knop te drukken, wanneer zij dat wilden. Vervolgens vroeg hij de proefpersonen om het moment waarop ze besloten te drukken te onthouden, met behulp van een ronddraaiend klokje op een scherm. De neiging om te drukken bleek zo’n 0.3 seconden voordat de proefpersonen daadwerkelijk drukten op te komen. Tot zover niks vreemds: de daad volgt de gedachte. Met behulp van eeg-signalen (elektrische signalen uit de hersenschors) bleek dat er al 1 seconde voordat de proefpersoon drukte een opbouw van hersenactiviteit te zijn. Dit wordt het ‘bereitschaftspotential’ genoemd (Libet, 1983, geciteerd in Lamme, 2010, p. 211-213). Uit dit onderzoek is dus te zien dat de hersenen al voordat je dat zelf doorhebt, weten dat je op de knop gaat drukken. Uit recenter, verfijnder onderzoek blijkt dat zelfs nog eerder te voorspellen is wat een proefpersoon gaat doen, tot wel 7 seconden voordat hij of zij dit ook echt doet (Lamme, 2010). De visie van Lamme is een deterministische, aangezien volgens hem omdat ons handelen volledig bepaald wordt door onze hersenen. Hiermee sluit hij de vrije wil expliciet uit, en kan hij als incompatibilist worden aangemerkt.

De vrije wil in religies

In bijna alle religies speelt het concept van de vrije wil een grote rol. Als er namelijk voor de mensen iets als vrije wil bestaat, betekent dit dat God niet alle beslissingen van de mensen kan maken.

In het jodendom is er een lange Rabbijnse traditie van tekstexegese, waarin teksten uit bijvoorbeeld de Bijbel (de Torah), maar ook uit vroege wetteksten, nauwkeurig onder de loep genomen worden. Ook het punt van de vrije wil en in meer algemene zin de vrijheid van de mens komen hierin naar voren. Bij de Rabbijnen ontwikkelt zich het idee dat God de menselijke vrijheid op een bepaalde manier beperkt, door wetten te stellen. Zo is de mens niet vrij in zijn seksualiteit en mogen mensen niet zomaar een seksuele relatie met iemand aangaan. Ook is het leven het domein van God en mag mens hier dus geen beslissingen over nemen (Satlow, 2006). Hoewel de vrijheid van de mens dus beperkt is in het jodendom, is dit op een andere manier dan bij het determinisme. Hoewel er keuzes verboden zijn, is het niet iets in de mens dat niet kan kiezen. Dit impliceert het bestaan van een vrije wil, de mens kan immers tegen de wil van God ingaan. Het is hiermee een keuze om naar de wet van God te handelen, al kan natuurlijk gesteld worden dat God de mens deze kracht geeft, waarmee de vrijheid van de keuze weer beperkt wordt.

Ook in het christendom is er discussie geweest over het concept van de vrije wil. Deze discussie is al eeuwen gaande. Een voorbeeld van vroege denkers die nagedacht hebben over de vrije wil zijn Pelagius en Augustinus in de 4e/5e eeuw. Pelagius was een monnik die ervan uitging dat de mens van nature goed is, en vrije wil heeft om zonden te vermijden en volgens de morele wetten te leven. Augustinus had hier problemen mee, omdat de vrije wil de noodzaak van Gods genade ontkent. Als de mens immers veroordeeld kon worden op basis van zijn eigen vrije wil, is de genade van God niet meer nodig (Chidester, 2000). Augustinus heeft hiermee een deterministisch beeld van de vrije wil, namelijk dat de vrije wil van de mens afhankelijk is van de genade van God (Mohn, 2012). Dit religieuze denken over de vrije wil heeft een andere vorm van debat over de vrije wil dan we in de neurobiologie zagen. Er is hier namelijk geen sprake van wetenschappelijk onderzoek naar het al dan niet bestaan van de vrije wil, maar het gaat (in ieder geval voor Augustinus) vooral over de implicaties hiervan voor de gelovigen.

Filosofische visie op de vrije wil

Ook in de filosofie gaat het debat vaak over de gevolgen van het al dan niet hebben van een vrije wil. Als wij namelijk geen vrije wil hebben, wie is er dan verantwoordelijk voor wat we doen? Vooral vanuit de filosofie is er dan ook veel weerstand tegen hersenwetenschappers als Dick Swaab die de ervaring en de verantwoordelijkheid buiten spel zeggen.

Voor een deel gaat het debat over de vrije wil natuurlijk over een definitiekwestie: wanneer kun je zeggen dat er sprake is van vrije wil? Hebben we die niet omdat onze hersenen beter weten wat we doen waarom we iets doen dan wij zelf en omdat we zo beïnvloedbaar zijn? Of hebben we toch wel een vrije wil, bijvoorbeeld omdat we zelf vrijheid ervaren. Dit is het standpunt van filosoof Bas Haring. In een column in het tijdschrift Intermediair zegt hij dat hoewel het zo kan zijn dat de vrije wil een verzinsel is en in de toekomst wellicht blijkt dat elke keuze die we maken het resultaat is van bepaalde hersenprocessen, onze vrijheid niet per se een illusie is. Hoewel we misschien niet echt vrije keuzes maken, ervaren we dit wel zo. Volgens Haring is vrijheid dus het ervaren van vrijheid (Haring, 27-10-2004). Haring sluit hiermee niet uit dat het determinisme correct is, maar zegt dat dit niet hoeft te betekenen dat we geen vrije wil hebben. Hiermee zou je hem dus in kunnen delen bij de compatibilisten.

Conclusie

Zoals te zien is aan alle besproken argumenten, zijn er veel verschillende meningen en gradaties in het geloof in het bestaan van de vrije wil. Zo zijn de ‘hersenwetenschappen’ vaak deterministisch, maar dit betekent niet per se dat alle neurowetenschappers het bestaan van de vrije wil ontkennen: er zijn ook compatibilistische neurowetenschappers. Ook is er determinisme te vinden in andere stromingen, zoals de theologie. Een voorbeeld hiervan zagen we bij Augustinus in de 4e eeuw. Wat opvalt in het debat is dat de verschillende wetenschappen vaak over verschillende onderdelen van het probleem praten. Zo zijn de hersenwetenschappers vooral bezig met kijken hoe we keuzes maken en de rol van onze hersenen hierin, terwijl de theologie zich vooral bezighoudt met de rol van God in het maken van vrije keuzes. In de filosofie is het gevolg van het al dan niet hebben van een vrije wil belangrijk, in verband met verantwoordelijkheidsvraagstukken en de ervaring van vrijheid.

Deze verschillen in focus laten zien dat voorstanders van de verschillende kanten van het debat langs elkaar heen kunnen praten, doordat ze allemaal net een ander aspect belichten of belangrijk vinden. Ook is het opvallend dat het erg van de discipline waarin iemand werkt afhangt wat belangrijk gevonden wordt aan dit dilemma. Op deze manier heeft onze disciplinaire achtergrond dus veel macht over welke kant of welke focus je kiest in dit debat. Waarschijnlijk geldt dit niet alleen voor dit debat, maar ook voor vele andere. Het is interessant om hierover na te denken: als we zo beïnvloed worden door onze eigen discipline, zijn we dan nog wel objectief? En zijn we nog wel ‘vrij’ in onze keuze voor een kant? Een interdisciplinaire samenwerking tussen de verschillende kanten van het debat zou wel eens tot nieuwe inzichten kunnen leiden en zo het debat verder kunnen helpen.

Tot slot is het goed om nog wat nuance aan te brengen in de standpunten, want zo zwart-wit als deze wellicht overkomen is het natuurlijk niet. Zo sluit zelfs Victor Lamme niet geheel de deur voor de vrije wil, hoewel hij wel een incompatibilist bleek te zijn. Toch geeft hij hiermee niet de verantwoordelijkheid helemaal uit handen: “oppervlakkig gezien lijkt het misschien alsof de hersenwetenschap stelt dat iemand niet ‘zelf’ verantwoordelijk is, maar zijn brein. Dat is natuurlijk onzin, want dat brein, dat ís hijzelf.” (Lamme, 2010, p. 280). Hiermee is overeenstemming misschien dichterbij dan het lijkt.

Noten en/of literatuur

Chidester, D., (2000). Christianity: a global history. London: Penguin Books.

Haring , B. 27-10-2004. “Gevangenen”. Intermediair. Opgehaald op 16 september 2012, van http://www.basharing.com/V3.0/volkskrantcolumns/gevangenen.

Kahnemann, D., (2011). Thinking, Fast and Slow. London: Penguin Books.

Lamme, V. (2010). De vrije wil bestaat niet. Amsterdam: Bert Bakker.

Mohn, J., (2006), Free will. In Von Stuckrad, K. (Ed.). The Brill dictionary of religion. Leiden: Brill. Opgehaald op 19 September 2012, van http://referenceworks.brillonline.com/entries/brill-dictionary-of-religion/will-free-COM_00482?s.num=0&s.f.s2_parent=s.f.book.brill-dictionary-of-religion&s.q=free+will.

Satlow, M. L., (2006). Creating Judaism: History, Tradition, Practice. New York: Columbia University Press.

Strawson, G., (1998, 2011). Free will. In E. Craig (Ed.), Routledge Encyclopedia of Philosophy. London: Routledge. Opgehaald op 16 september 2012, van http://www.rep.routledge.com/article/V014.

Inga Aarts is vierdejaars studente bèta-gamma aan de UvA. In haar afgeronde major psychobiologie heeft ze kennis gemaakt met de hersenwetenschappen. Kennis over de theologie heeft ze opgedaan in haar twee minoren bij Religiestudies. Nu volgt ze vakken bij orthopedagogiek.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *