Financiële democratie

Financiële democratie

Augustus 1999. In een park in het zakendistrict van Tokyo staat een wonderlijke rij krotten-huisjes langs de paden. Het zijn hele lanen van optrekjes, die honderden meters strekken. Oude mensen vegen het paadje dat van het verharde pad naar hun woning loopt, opgetrokken uit pallets en blauw plastic. Even later hoor ik een meisje versterkt zingen met gitaar: een kerkelijke instantie, normaal gesproken onzichtbaar in Japan, deelt noedels uit aan een lange rij oudere mannen en vrouwen.

Pas later hoor ik de achtergrond van wat ik daar zag: in de nasleep van een enorme vastgoed-zeepbel kwam de Japanse economie in een langdurige recessie terecht. Veel werkloze ouderen konden de schande niet verdragen dat ze bij hun kinderen moesten intrekken, en gingen liever op straat wonen. Dit verklaart de krottenwoningen die zowel armoedig als strak in het gelid waren geplaatst. Deze mensen waren geen zwervers, dit waren voorheen nette werknemers die opeens op straat kwamen te staan.

En de oorzaak? Een financiële zeepbel, veroorzaakt door banken en speculanten in een financieel systeem waar bij de overheden maar weinig kennis over was. Vooruit naar 2013: de taferelen van Japan 1999 zijn nu te zien in Griekenland, Spanje en Italië. Daar zijn het nu de jongeren die massaal werkloos zijn. Hier en daar vlammen de demonstraties weer op, gevoed door de onrechtvaardigheid van zware ingrepen. Althans, zo ervaart de kiezer dat: onrechtvaardig. Want zij hebben niet gekozen voor de extreme risico’s die banken namen. Men kan het de kiezers natuurlijk ook niet kwalijk nemen dat banken in de periode 2003-2007 tegen het laagste tarief wilde lenen aan Zuid-Europese landen. Het wordt helemaal erg als spaarders deels moeten bijbetalen voor de redding van banken, die nota bene de veroorzakers zijn van de huidige ellende.

De financiële crisis is op weg om een ondermijning te worden van democratieën in Europa. Democratie, als recente staatsvorm na eeuwen van despotisme, is de overwinning van ‘one man, one vote’. Met de democratie hebben we een systeem ontwikkeld waarbij een meerderheid aan mensen zwaarder telt dan een meerderheid in geld, of macht over productiemiddelen. In tegenstelling tot de eeuwen voor ons, heeft de stem van een miljonair even veel gewicht als de stem van een arme.

Democratische besluitvorming is niet ongevoelig voor geldelijke belangen. Zo is in de VS de invloed van geld op de politiek traditioneel groter dan hier. Volgens het Center for Responsive Politics werd in 2008 voor gemiddeld 32.000 dollar aan lobby-geld uitgegeven, per congreslid, per dag. Er zijn voorbeelden bekend van congresleden die tegen machtige lobby’s stemmen, daardoor de financiële steun missen en hun zetel verliezen bij de herverkiezing.

In Nederland worden de politici minder met lobbyisten en financiële dreiging geconfronteerd. Dat kan komen door ons kiesstelsel en door een andere politieke cultuur. Maar ook wij hebben het zwarte gat: banken worden gered door de Staat, voor enorme bedragen. Op voorhand wist niemand dat deze situatie komende was. Het stond in ieder geval niet in de begroting van de Staat. Maar het was onvermijdelijk, en de rekening zal betaald moeten worden door de huidige en toekomstige belastingbetalers.

Hoe de kiezer in de toekomst met deze last zal omgaan, is de grote vraag. Het wantrouwen ligt op de loer, gevoed door de complexiteit van veel maatschappelijke vraagstukken, en het financiële systeem in het bijzonder. Het vraagstuk van de pensioenen is een mooi voorbeeld van complexiteit en de democratische spanning die dit oproept: de meeste mensen (waaronder ook economen) weten niet precies hoe hun pensioen is geregeld. Mensen denken dat zij een spaarpotje opbouwen, terwijl dit niet het geval is: naast de AOW is het dominante systeem dat van defined benefit. Hierin is er geen individuele spaarpot, maar ‘bouw je rechten op’, namelijk op een pensioenuitkering. Als het pensioenfonds in zwaar weer komt zijn er premieverhogingen en pensioenkortingen nodig, en er zijn maar weinig mensen in Nederland die dit goed begrijpen, ook onder ministers, kamerleden en vakbondsmensen. Het tekort aan inzicht in dit complexe pensioenstelsel is een directe bedreiging voor het systeem zelf: als mensen het niet begrijpen, maar wel pijnlijk geraakt worden door maatregelen, dan slaat het wantrouwen toe.

In bredere zin is de complexiteit van de financiële sector een bron van zorg. Richard Cook (Cook, 1998) somt in een kort essay op wat de consequenties zijn van complexe systemen. Ze zijn van nature gevaarlijk, vanwege een groot aantal met elkaar in contact staande onderdelen (de essentie van een complex systeem), die elk kunnen falen. Het falen van het systeem is dan ook moeilijk vooraf te voorspellen Het falen van een complex system kan daarnaast ook niet worden toegeschreven aan één oorzaak. Als voorbeeld kan de vliegtuigramp met de Air France vlucht 447, die op 1 juni 2009 neerstortte boven de Atlantische Oceaan bekeken worden. Het was bekend dat de hoogteroeren soms problemen veroorzaakten, maar het was de combinatie van factoren die leidde tot de crash.1

Voor de financiële sector is één les van Cook erg belangrijk: voor het veilig maken van complexe systemen is het nodig dat er ervaring wordt opgedaan met falen. Kleine fouten, of een kleine bank die in de problemen komt, zijn noodzakelijke lessen voor toezichthouders en politici om te leren van het complexe financiële systeem. Dit is iets dat maar weinig, nu blijkt té weinig, gebeurde voor 2008.

Neem het faillissement van Long-Term Capital Management (LTCM) in 1998. LTCM ging over de kop omdat zij, met geleend geld, gokte op statistische relaties tussen waardepapieren. De complexiteit van LTCM’s transacties was hoog, en de curatoren van LTCM hebben maanden nodig gehad om na afloop alle transacties af te wikkelen. LTCM is formeel niet failliet gegaan: de Amerikaanse centrale bank voorzag dat met het omvallen van LTCM de stabiliteit van het financiële systeem in gevaar zou komen. Let wel, dit was één financiële instelling met eigen vermogen van $5 miljard. Dat is niet erg groot voor hedendaagse begrippen. Maar alle grote banken ware vrijwillig betrokken bij het redden van LTCM , kennelijk overtuigd van het gevaar dat op hen af kwam.

Vanuit het denken van complexiteit hadden in 1998 alle signalen rood uit moeten slaan. Als één instelling al een gevaar is voor financiële stabiliteit, hoe groot is dan het gevaar van alle banken samen, die een grote interesse ontwikkelden voor het handelen op eigen rekening, het zogenoemde ‘proprietary trading’. Terugkijkend kunnen we concluderen dat LTCM de eerste instelling was die werd gered onder het motto ‘te groot of te complex om te falen’. Na 2008 werd dit het motto van overheden en toezichthouders om financiële instellingen overeind te houden: kleine banken (DSB) worden snel geliquideerd, maar vanaf een zeker grootte moeten banken koste-wat-kost overeind gehouden worden.

Met de argumenten van complexiteit en stabiliteit hebben politici noodgedwongen veel geld gespendeerd aan een falend financieel systeem. De vraag is wat dit zegt over de diepte van de crisis en de toekomst voor Europa. Ten eerste is het vertrouwen in de overheid op meerdere manieren geschaad. Kiezers krijgen het besef dat politici geen weet hebben van de grote risico’s die dit financiële systeem met zich meebrengt. In de pijnlijke reddingsoperaties van banken worden spaarders niet volledig gecompenseerd.

Ten tweede het vertrouwen in de instanties die het toezicht uitoefenen. Waarom kon Griekenland tussen 2002 – 2008 tegen dezelfde rente lenen als Duitsland? Waarom heeft niemand hier een stokje voor gestoken? Waarom hebben banken de consument op grote schaal misleid met hypotheekverzekeringen, enkel voor zichzelf winstgevendheid? In Engeland woedt nu het Swap rate scandal, waarbij duidelijk is geworden dat banken voor miljarden aan risicovolle swaps hebben verkocht aan kleine en middelgrote bedrijven, onder het mom van een verzekering.

Ten derde is ook het vertrouwen in effectief economisch beleid geschaad. China stimuleert de export, steunt grote bedrijven die voor werkgelegenheid zorgen en groeit. Maar in Nederland is het voor de staat verboden om staatssteun te geven, of zelfs maar ING op een goede manier te redden. Dit leidt tot onvrede bij de kiezers: in hoeverre heeft de overheid wel de mogelijkheid om voor ons belang op te komen? Is het economische beleid wel gericht op het algemeen belang, of dient het voornamelijk de belangen van grote financiële instellingen en de wensen van de Europese Commissie.

Het gevaar voor onze ‘way of life’ is dat de crisis vraagt om grote en ingrijpende maatregelen in de economische organisatie. Maar tegelijk is het draagvlak bij de burgers vrij laag. Kan de overheid nog wel iets betekenen? Op het gebied van toezicht op complexe industrieën lijkt Europees toezicht voor de hand te liggen. Op de Europese schaal kunnen de investeringen gedaan worden die nodig zijn op complexe systemen. De investeringen in mensen en techniek die nodig zijn voor goed toezicht zijn immers niet voor elk land alleen te dragen. Veel hier van kan goed in Europees verband geregeld worden. Maar tegelijk wankelt de legitimiteit, want er is al zoveel wantrouwen naar de goede bedoelingen van Europese regels.

In oktober 2011 moest Dexia gered worden door de Belgische en Franse overheid, omdat de verliezen te erg waren opgelopen. Slechts 3 maanden eerder, in juli 2011, was Dexia bank nog beoordeeld door de Europese bankenautoriteit. Ze had genoeg kapitaal en was goed voorbereid om tegenslag te verwerken. Deze voorbeelden, en er zijn er meer van, wekken geen vertrouwen in de Europese instellingen om effectief toezicht te houden op een complex financieel systeem. De overheid kan niet vol houden dat zij enige controle heeft over de economie, als juist de banken die vóór de crisis als zeer winstgevend en stabiel werden aangemerkt, ons in de diepste crisis sinds de jaren 1930 hebben gestort.2

Een tegenbeweging is al zichtbaar. Een tegenbeweging die de beperkingen van een vrije markt voor financiële instellingen eerlijk benoemt. Voor brood en suiker is marktwerking prima. Maar voor financiële diensten en instellingen moeten strenge beperkingen gelden. De eerste tekenen dat de noodzaak hiervan wordt gevoeld zijn er al: het kabinet heeft nieuwe regels vastgesteld voor hypothecaire financiering. De hele lening moet worden afgelost over de looptijd van de hypotheek. Dat is draconisch, en vanuit macro-perspectief onverstandig. Maar het kan gezien worden als een tegenreactie op de overheersing van bank-logica op de politiek. Het verder beperken van de bewegingsvrijheid van banken, en vergroting van duidelijkheid voor de consument zijn geen luxe meer, maar noodzaak om het vertrouwen terug te winnen.

Noten en/of literatuur

Cook, R. A. How Complex Systems Fail, 1998.

1. Het vliegtuig was te zwaar geladen en had daarom niet genoeg brandstof om om de voorspelde storm heen te vliegen. De piloot wilde niet omvliegen. Een technische factor waren de defecte snelheidsmeters.

2. Behalve de zakenbank Bear Stearns., die niet mee wilde betalen aan de redding van LTCM. Boze tongen beweren dat dit de reden is dat Bear Stearns onder druk van de Federal Reserve voor 1 dollar per aandeel is verkocht aan JP Morgan Chase in maart 2008.

Arjen Siegmann is werkzaam op de Vrije Universiteit Amsterdam als professor ‘Financiële markten en instituties’ en daarnaast is hij directeur van het Risk Management programma van de Duisenberg School of Finance.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *