Onbegrensde informatie

Onbegrensde informatie

De mens is verslaafd aan informatie. Informatie bepaalt onze macht, onze kracht en ons vertrouwen. Informatie wordt over het algemeen op een zeer eenzijdige manier bekeken: meer informatie is altijd beter. Het huidige tijdperk kenmerkt zich door de aanwezigheid van het internet, waar we alle lof aan toeschrijven voor het openbaren van informatie, het vergemakkelijken van communicatie en het verbinden van mensen wereldwijd. Gerenommeerde wetenschappers gaan zo ver dat ze dit tijdperk de “Information Age” noemen of de huidige generatie beschrijven als computergeneratie. Het internet zou vrijheid bieden en mensen mogelijkheden geven die ze anders niet zouden hebben gehad.

Dit alles heeft echter ook een keerzijde. Ongelimiteerde beschikbaarheid van informatie betekent dat filteren, selecteren en organiseren van wezenlijk belang worden. Het internet biedt eindeloze mogelijkheden om onze noodzakelijke behoefte aan informatie te verzadigen. De vraag die onze identiteiten in dit tijdperk definieert, is daarom ook niet of we toegang hebben tot informatie, maar welke informatie we tot onze beschikking hebben.

De mens heeft een fundamentele behoefte aan het filteren van informatie. Niet alleen omdat het menselijk brein niet in staat is om zeer veel informatie te doorgronden, maar ook meer primair omdat een website (of algemener: een interface) niet tegelijkertijd alles kan laten zien. Het wordt dus van wezenlijk belang om uit de berg informatie de relevante informatie te kiezen.

Het is niet vreemd, maar zeer menselijk om naast zo veel mogelijk, ook gefilterde informatie te willen ontvangen. Het is niet nieuw of ongewoon: al decennia kopen mensen juist die krant die hen voorziet van gedestilleerde, doelgroepgerichte informatie. Gefilterde en afgestemde informatie voelt immers prettig en betrouwbaar. Sterker nog, in veel culturen worden mensen die alles lijken te weten als wonderlijk beschouwd en wordt de wens om alles te weten gezien als negatief.

Hoe het internet filtert

Het internet heeft de maatschappij in een nieuw stadium gebracht. Niet alleen zoeken de mensen zelf de informatie die zij relevant vinden, zoals bij het kiezen van een krant of tv-gids, maar het medium zelf begint actief bij te dragen aan het filteren, sorteren en prioriteren van informatie. Dit betekent dat de informatie waarover wij beschikken fundamenteel persoonlijker is dan voorheen.

Het verschil zit in de manier en het type data dat er gebruikt wordt. De beschikbaarheid van grote hoeveelheden informatie op het internet werkt wederzijds. Mensen die op zoek zijn naar informatie hebben dus een veel grotere set aan data om in te zoeken. Echter, niet alleen de informatiezoeker, maar ook de informatieaanbieder – de makers van websites en bijvoorbeeld zoekmachines – kunnen van de massa’s data gebruikmaken. Vaak wordt niet gerealiseerd dat dit proces wederzijds is en dat beide partijen er gelijkwaardig van profiteren.

Persoonlijke interesse hoeft door de grote beschikbaarheid van informatie helemaal niet meer gevraagd te worden, maar wordt gemeten en geanalyseerd. Vergaande regressiealgoritmes onderzoeken welke informatie relevant is om aan te bieden. Dit kan gebaseerd zijn op de clicks die mensen maken, de tijd die er gekeken wordt naar bepaalde onderdelen van een site en andere manieren om de mate van ‘betrokkenheid’ van gebruikers in kaart te brengen, wanneer specifieke informatie hen wordt aangeboden.

Dit is in zeer beperkte mate vergelijkbaar met een traditioneel marktonderzoek, dat bijvoorbeeld een krant zou uitvoeren onder zijn lezers, met het verschil dat er veel meer en veel specifiekere informatie beschikbaar is. Daarnaast is het invullen van een enquête of het deelnemen aan een marktonderzoek bewust, terwijl de meeste mensen niet actief bezig zijn met bijvoorbeeld de tijd die zij op een bepaalde website doorbrengen. Wanneer je zonder in te loggen een zoekopdracht in Google invoert, onderzoekt Google nog steeds 57 variabelen om jou van gerichte informatie te voorzien (Parser, 2011).

Agentschap over ethiek

Het is relevant te onderzoeken in hoeverre de algoritmes die onderliggend zijn aan de informatie die wij online te zien, krijgen ethisch zijn. Traditionele brengers van informatie, zoals journalisten, docenten, schrijvers, curatoren en nieuwslezers, dragen enige zorg voor de informatie die zij verspreiden. Deze verantwoordelijkheid wordt gauw geassocieerd met het instituut, medium of mechanisme dat de informatie voortbrengt. Een videotheek zorgt ervoor dat het naast Hollywood blockbusters ook een aantal arthouse films aanbiedt of dat er films zijn voor kinderen. Extremer zorgt een universiteit er voor dat alle informatie die zij overbrengt maatschappelijk verantwoord of in elk geval academisch is. De verantwoordelijkheid van deze materiële of institutionele informatiebrengers, bestaat echter uit niets dat niet menselijk of door de mens gemaakt is. Een krant is alleen ethisch door de mensen die daar aan bijgedragen hebben. Een encyclopedie is objectief of ‘correct’ juist door de menselijke kant en de beoordeling van de encyclopedie. De informatie in een dergelijk medium, is nog steeds gefilterd, onderhevig aan semantiek en beperkt. De keuze van filtering is echter menselijk, evenals de bijbehorende ethiek.

De algoritmes die bepalen welke informatie wij op het web vinden, zijn tevens door de mens gemaakt. Zij gebruiken echter data die een mens onbewust achterlaat en leren hiervan. Een algoritme heeft geen ethiek ingeprogrammeerd. Technisch gezien heeft de gebruiker het grootste agentschap in het bepalen van de informatie die verschijnt. De data van de gebruiker zelf wordt immers gebruikt voor het leerproces en uiteindelijk de keuzes. De programmeur doet niets anders dan de gebruiker juist zoveel mogelijk agentschap geven, zoveel juist, dat ook de onbewuste handelingen van de gebruiker agent zijn.

De informatie is dus letterlijk conformistisch: de filtering heeft zich geconformeerd aan ons gedrag en onze interesse. De vraag of dit onethisch is, is alleen te beantwoorden wanneer gedefinieerd is of ethiek persoonlijk of maatschappelijk is. De informatie is ten slotte hyperindividualistisch. Wanneer ethische waarden als individueel beschouwd worden, zal de online informatie ethisch zijn, zolang een mens bewust omgaat met zijn handelen online.

De ethiek van plezier

Vanuit een breder maatschappelijk perspectief rijst de vraag of het ethisch is dat mensen in een dergelijke hyperpersoonlijke bubbel ‘verdwijnen’. Het zorgwekkende aan het filteren, organiseren en destilleren van informatie is uiteraard dat de informatie die de gebruiker online vindt prettig is. Zal gefilterde informatie nog wel vernieuwing en vooruitgang mogelijk maken?

Een algoritme weet niet letterlijk wat wij prettig vinden. Zoals je vrienden weten van wat voor muziek je houdt, zo weet een algoritme hoe je op bepaalde data reageert. Een algoritme zal je daarom steeds ook nieuwe, willekeurige informatie voorschotelen, om daarvan te leren. De nieuwe informatie bevat opzettelijk ruis, of ‘random’ informatie, om te zorgen dat het algoritme adaptief blijft. Een algoritme zonder deze willekeur kan niet leren, omdat er onvoldoende variatie is.
Het zal per mens verschillen hoe groot het gedeelte willekeurige informatie moet zijn om goed en persoonlijk van informatie te voorzien. Het zal daarnaast per mens verschillen hoe divers deze ‘persoonlijke’ informatie is en of de informatie bijvoorbeeld verassend of plezierig is. Het is dus lastig om over het algemeen te zeggen of de mens meer of minder vernieuwende informatie te zien zal krijgen.

Wie bepaalt de grenzen?

Uiteindelijk komt het neer op de vraag of persoonlijke informatie ons begrensd en beklemd. Hebben wij minder ‘keuze’ als we een website aangeboden krijgen door Google dan wanneer we in de bibliotheek staan en kiezen welk boek we gaan lezen? Het is niet ongebruikelijk dat er bij nieuwe technologie dergelijke vragen worden gesteld. Volgens Amara’s wet is er immers een trend om de kortetermijngevolgen van een nieuwe technologie te overschatten en de langetermijngevolgen te onderschatten.
Op korte termijn zal er de gedachte zijn dat dergelijke algoritmes onethisch zijn en dat ze onze vrijheid begrenzen, omdat we ethiek nu toeschrijven aan zaken die agentschap hebben en omdat het als begrenzend voelt dat we niet alle informatie even gemakkelijk tot onze beschikking hebben. Op lange termijn is het echter de vraag of algoritmes daadwerkelijk onethisch zullen zijn. De algoritmes zullen steeds beter in staat zijn om te handelen naar de ethiek van de gebruiker en daarin een steeds persoonlijker oordeel vellen. Daarnaast is theoretisch alle informatie nog steeds beschikbaar en is het alleen georganiseerd.

De vraag wie bepaalt wat er wel en niet gefilterd wordt, zal een zeer belangrijke vraag blijven. Wetenschappers zoals Douglas Rushkoff hebben het over een wereld van ‘progam or be programmed’ (2011), maar dat is te kortzichtig. De algoritmes handelen naar het menselijk handelen en de programmeurs ontwikkelen algoritmes naar vraag. De mens kan zelf bepalen welke informatie hij te zien krijgt, zolang hij maar bewust handelt online: ‘be aware or be limited’.

Noten en/of literatuur

Parser, E., The Filter Bubble: What the Internet is Hiding from You, New York, 2011.

Rushkoff, D., Program or Be Programmed: Ten Commands for a Digital Age, Berkeley, 2011.

Emma Boumans is derdejaars student Bèta-gamma met een major Kunstmatige Intelligentie aan de Universiteit van Amsterdam. Ze is van mening dat vooruitgang in maatschappelijke en wetenschappelijke ontwikkelingen gepaard gaat met de nodige dosis nieuwsgierigheid, welke Boumans zeker verwerkt heeft in haar essay. In “Onbegrensde informatie” schrijft ze over het belang van filteren in de tegenwoordig ongelimiteerde toegang tot informatica. Tevens komt de “informatica bubble” waar wij ons in bevinden aan bod. Dit winnende essay was volgens de juryleden een “eyeopener”, omdat we steeds geconfronteerd worden met onze eigen keuzes zonder dat we dat zelf weten.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *