Liever Turks dan Paaps

De ogenschijnlijke kentering in de beeldvorming van de islam in de 16e en 17e eeuw

Liever Turks dan Paaps

De ogenschijnlijke kentering in de beeldvorming van de islam in de 16e en 17e eeuw

In West-Europa speelt de islam al jaren een grote rol in het publieke debat, waarin niet altijd een helder onderscheid wordt gemaakt tussen islam en radicale islam. Al menig maal leidde dit tot ongeregeldheden, zoals bijvoorbeeld de ophef rondom de Deense spotprenten van de profeet Mohammed uit 2005. In de 16de en 17de eeuw was de islam eveneens een veel besproken onderwerp. Hoe keek men toen tegen de islam aan en hoe werd dat geuit door prentmakers?



In de middeleeuwen waren er in Europa theologen die zich verdiepten in de Islam en op allerlei manieren probeerden te bewijzen waarom het Christendom het ware geloof was. Zo werd het argument gevoerd dat een geloof dat bestond uit volgelingen van een ongeletterd man, een strijdlustig man, een man met meerdere vrouwen en een man die een gewone dood stierf, niets anders dan een verzinsel kon zijn. In hun drang om de islam te ontkrachten werd het verdraaien feiten niet geschuwd. Zo werd de ongeletterde bevolking wijs gemaakt dat Mohammed in het jaar 666 (in plaats van het doorgaans geaccepteerde 632) was gestorven en dus wel een creatie van de duivel moest zijn. Ook Dante geeft Mohammed een rol in zijn La Divina Commedia. Hij bedeelde Mohammed en zijn neef zelfs een plek in de hel toe, waar de profeet voor alle eeuwigheid met zijn maag open gereten en ingewanden rondslepend moest lijden. (i) Hoewel het alle gelovigen bezig hield, was het bestuderen van de islam voornamelijk de bezigheid van fortuinlijke figuren. In tegenstelling tot het arme volk hadden zij hiervoor de tijd en het geld. Bovendien kon het gros van de bevolking niet lezen of schrijven.

Binnen de kringen van adel en geestelijken deden geschriften en houtsneden met afbeeldingen van Mohammed al in de 15e eeuw de ronde.(ii) In de late 15e eeuw groeide de welvaart in de steden echter, waardoor ook de gegoede burgerij zich met het bestuderen van theologie, literatuur en kunst bezig kon houden. Kunstenaars ontfermden zich in deze periode ook voor het eerst over een onderwerp als de islam. Interessant genoeg zijn er nagenoeg geen schilderijen bekend uit deze periode die het onderwerp aansnijden, maar wel vele prenten. Wat schilderijen betreft zijn er slechts enkele voorbeelden bekend van portretten van sultans of gebeurtenissen waarin de islam een rol speelt.(iii) Schilderijen waren echter zeer kostbaar en lastig te vervoeren. De prent- en boekdrukkunst speelden dus de belangrijkste rol in het verspreiden van kunstwerken en theorieën over de islam.

Een voorbeeld van prenten in deze categorie is de prent Mohammed en de monnik Sergius (klik hier voor afbeelding 1), van Lucas van Leyden (1494 – 1533). Opvallend genoeg is het een van de eerste prenten van de kunstenaar, die toen slechts 14 jaar oud was. We kunnen dus veronderstellen dat het verhaal van Mohammed een vrij algemeen bekend onderwerp was. De prent vertelt het verhaal van de monnik Sergius, een afvallige christelijke monnik die voor een belangrijk deel bij zou hebben gedragen aan de inhoud van de Koran. Bovendien vertelde hij de jonge Mohammed dat hij later een groot profeet zou worden. Op de prent zien we Sergius en Mohammed, die na het drinken van wijn in slaap waren gevallen. Ze hadden die dag enkele verzen voor de Koran geschreven. Toen beide mannen lagen te slapen doodde een van de volgelingen van Mohammed de priester Sergius met het zwaard van Mohammed en stopte het terug in de schede. Toen Mohammed wakker werd kon hij zich niets van het tafereel herinneren en door verdriet overmeesterd zwoor hij nooit meer alcohol te drinken.(iv) De moraal van het verhaal was voor Christenen duidelijk: Mohammed schreef met een afvallige priester de Koran, in essentie dus een ketters aftreksel van de Bijbel. Bovendien liet hij zich bedonderen door zijn eigen volgelingen nadat hij teveel wijn had gedronken.

De vijandige houding ten opzichte van de islam nam in de eerste helft van de 16e eeuw alleen maar toe. De directe dreiging van de islam voor veel bewoners van Noord-Europa was in de 15e eeuw afgenomen, maar de opmars van de Ottomanen richting het westen na 1520 deed de angst voor de islam in heel Europa herleven.(v) In die tijd sprak men overigens niet van Ottomanen, maar werden ze simpel Turken genoemd.



De angst voor de islam vond zijn hoogtepunt in 1529, toen de Ottomanen voor de poorten van Wenen stonden en de stad belegerden. Toen de Oostenrijkers ternauwernood aan de ondergang wisten te ontkomen werd dit in heel Europa gevierd met kunstwerken die keizer Karel V lauwerden als held van het christendom. De uitslagen van veldslagen tussen de christenen en de islamieten werden ook in de Nederlanden nauwlettend in de gaten gehouden doormiddel van vele pamfletten en nieuwsprenten, zoals deze prent van de Nederlandse prentmaker Frans Huys, die de strijdformaties van de Ottomanen laat zien (klik hier voor afbeelding 2).(vi)

In de tweede helft van de 16e eeuw raakten de Nederlanden echter verwikkeld in een eigen religieus conflict. Dit conflict had tevens een ingrijpende verandering op de beeld- vorming van moslims tot gevolg. Onder leiding van Willem van Oranje waren delen van de Nederlanden in opstand gekomen tegen de Spaanse overheersing, met name vanwege de harde katholieke lijn die Fillips II oplegde. In de ogen van de Spanjaarden waren de calvinisten uit het noorden niet minder zondig dan de moslims uit het zuiden. De Nederlanden hadden het zwaar te verduren en Willem van Oranje moet op enig moment bedacht hebben contact te leggen met de sterkste vijand van de Spanjaarden: de Ottomanen. In 1566 en 1569 legde Willem van Oranje contact met het hof van de sultan. In Leuven had Willem van Oranje de joodse Jozef Nasi leren kennen, die na vele omzwervingen het had geschopt tot adviseur van de Ottomaanse Sultan. De sultan wilde de opstand graag steunen, maar had daartoe niet de middelen.(vii) In de jaren die daarop volgden kreeg men echter steeds meer waardering voor de sultan, die in tegenstelling tot Fillips II wel andere godsdiensten in zijn rijk tolereerde. Zo ontstond onder de opstandige Nederlanders de leus ‘Liever Turks dan Paus.’ In de geschiedschrijving veranderde de leus vreemd genoeg in ‘Liever Turks dan Paaps.’ Niet dat de calvinisten liever moslim (zoals alle Ottomanen in hun optiek) waren dan katholiek, maar de leus was vooral bedoeld als belediging aan het adres van Fillips II. Die zou zo’n slecht heerser zijn dat de calvinisten net zo goed in het Ottomaanse rijk konden wonen. De opstandelingen beperkten zich niet tot deze ene leus, ze riepen allerlei verzen over de turken, droegen Turkse vlaggen en lieten zelfs medaillons maken (klik hier voor afbeelding 3).(viii) Het feit dat het medaillon de vorm van een halve maan heeft – het islamitische equivalent van het christelijke kruis – en de leus van ‘Turx’ spreekt, laat zien dat Ottomaans en islamitisch voor de Europeanen hetzelfde was.



De interesse van de Nederlanden voor het Ottomaanse rijk beperkte zich niet alleen tot het beledigen van Spanjaarden, uiteindelijk zochten de opstandelingen militaire steun. Ze hoopten dat de Ottomanen de Spanjaarden in het zuiden van Europa in militair opzicht bezig konden houden, zodat de druk op de Nederlandse opstand af zou nemen.(ix) Het Ottomaanse rijk had net zo goed behoefte aan een bondgenoot tegen de Spanjaarden. De islamitische vorsten hadden in de afgelopen decennia bovendien met interesse de Nederlandse ontwikkeling tot wereldmacht op zee gadegeslagen.(x) In de 16e eeuw wisten de Nederlanders geen formele verdragen te sluiten, maar aan het begin van de 17e eeuw kwam daar verandering in. Toen prins Maurits de Spaanse galeischepen versloeg bij Sluis in 1602, lieten de Staten-Generaal Ottomaanse moslims vrij in plaats van losgeld voor hen te vragen. De slaven die terugkeerden naar het Ottomaanse rijk kregen een brief mee van de voor de Sultan. De Nederlanders hoopten op een verdrag, maar in eerste instantie bleef een reactie uit.(xi) In 1611 kwam het initiatief vanuit de Ottomanen. De Ottomaanse admiraal Halil Pasja bood namens de Sultan handelsprivileges aan en wilde onderhandelen. Aanvankelijk heerste er toch enige twijfel binnen de Staten-Generaal. Was het wel verstandig dat de calvinistische Nederlanders een verdrag sloten met de islamieten? Er werd uiteindelijk toch besloten in een missie te sturen, onder leiding van Cornelis Haga. Om de kans van slagen van de missie te verhogen kregen de afgezanten allerlei waardevolle geschenken mee, waaronder de modernste zeekaarten en state of the art brandspuiten. Istanbul werd geplaagd door grote branden, dus de moderne Nederlandse brandspuiten moeten blijdschap zijn ontvangen.(xii) De missie slaagde en in 1612 trad de eerste ambassadeur aan in Istanbul. Er werden tevens vele kleine handelskolonies gesticht, verspreid over het Ottomaanse rijk. In 2012 werd de 400ste verjaardag van die eerste ambassade gevierd.

Naarmate de Nederlandse opstand succesvoller verliep verplaatste het strijdtoneel zich in de late 16e eeuw steeds meer naar de zuidelijke provincies, waardoor de grote Hollandse steden zich snel ontwikkelden tot centra van grote welvaart. Steeds meer burgers konden zich een zekere luxe veroorloven. Nergens in Europa was zo’n hoge vraag naar kunst en andere luxe producten onder de burgerij.(xiii) Ook nam de interesse in oosterse producten toe. Die drang naar het exotische werd niet alleen gevoed door schepen uit Indië, maar ook met kunstwerken over en studies naar de islamitische rijken uit het Midden-Oosten. Vooral in de prentproductie werd deze behoefte bevredigd met talloze reeksen over zeden en gewoonten, Turkse militaire ondernemingen, maar ook met portretreeksen van de sultans, zoals dit ruiters portret van sultan Murath III, gemaakt door de Nederlandse kunstenaar Abraham de Bruyn in 1577 (klik hier voor afbeelding 4).

Kortom, lang heerste er angst voor de moslims uit het oosten. Eeuwen lang werd er strijd gevoerd tegen de islamitische veroveraars, maar in de late 16e eeuw keerde het tij. De opstandelingen zochten een bondgenoot tegen de Spaanse koning en al snel bleek de geloofsovertuiging van de Ottomanen een goede samenwerking niet in de weg te staan. Er ontstonden zelfs hechte banden tussen beide landen. Zijn we bij het sluiten van verbonden tegenwoordig nog steeds zo pragmatisch? De (geloofs)overtuigingen van sommige regimes waartegen Nederland nu militair actie onderneemt zijn dus wellicht niet zo’n probleem meer als zich een gezamenlijke vijand aandient.

 

Noten

i Dante Alighieri (I. Cialona, P Verstegen ed.), La Divina Commedia, Amsterdam, 2008, H 28:31, p. 61
ii L. Silber, in: East is East. Images of the Turkish nemesis in the Habsburg World, in: The Turk and Islam in the Western Eye, 1440-1750, Farnham, 2011, p. 186
iii E. Rodini, The Sultans True Face?, in: The Turk and Islam in the Western Eye, 1440-1750, Farnham, 2011, p. 24. Rond 1450 werden in Italië al schilderijen over moslims en de islam vervaardigd, maar van het bestaan van dergelijke werken in Nederland is niets bekend.
iv J.P. Filedtkok, Lucas van Leyden. Grafiek, Amsterdam, 1978, p. 22
v A.H. de Groot, The Ottoman Empire and the Dutch Republic. A history of the earliest diplomatic relations, 1610-1630, Leiden, 1978, p. 7
vi H. van Nierop, Profijt en Propaganda: Nieuwsprenten en de verbeelding van het nieuws, in: Romeyn de Hooghe. de Verbeelding van de Gouden Eeuw, Amsterdam, 2009, p. 66
vii A.H. de Groot, The Ottoman Empire and the Dutch Republic. A history of the earliest diplomatic relations, 1610-1630, Leiden, 1978, p. 84
viii H. van der Sloot, I. van der Vlis, Cornelis Haga 1578-1654. Diplomaat en pionier in Istanbul, Amsterdam, 2012, p. 35. Op het schilderij Een Nederlands schip ram een Spaanse gallei van de Hendrick Cornelisz. Vroom (1562-1640), dat nu in het Rijksmuseum bewaard wordt, is te zien dat in de mast de Nederlandse driekleur en een oranje wimpel wapperen, maar op de achtersteven is de Ottomaanse vlag te zien.
ix A.H. de Groot, The Ottoman Empire and the Dutch Republic. A history of the earliest diplomatic relations, 1610-1630, Leiden, 1978, p. 86
x H. van der Sloot, I. van der Vlis, Cornelis Haga 1578-1654. Diplomaat en pionier in Istanbul, Amsterdam, 2012, p. 30
xi M. van der Boogert, J.J. Roelants, De Nederlands-Turkse betrekkingen. Portretten van een vierhonderdjarige geschiedenis, Hilversum, 2012, p. 13
xii ibid., p. 14
xiii M. North, Art and Commerce in the Dutch Golden Age, London, 1998, p. 134. Slechts 3 procent van de waarde van de inboedel van de gemiddelde burger rond 1600 bestond uit kunstwerken, waaruit we mogen concluderen dat de meeste burgers geen grote schilderijen bezaten, maar vaak juist meerdere kleine werkjes, voornamelijk prenten.

In West-Europa speelt de islam een grote rol in het publieke debat. In dit artikel toont Willem te Slaa, kunsthistoricus, dat dit debat niet alleen van deze tijd is. Aan de hand van prenten uit de 16e eeuw wordt inzicht geboden in de publieke opinie van toen.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *