Laat voeding je medicijn zijn

Laat voeding je medicijn zijn

Ons voedsellandschap is in een korte tijd sterk veranderd. Door de industriële revolutie is de beschikbaarheid van voedsel sterk toegenomen. Na de Tweede Wereldoorlog is het voedselsysteem ingericht om zo veel mogelijk te produceren, op zo weinig mogelijk grond.1 Essentieel om honger tegen te gaan, maar de vraag is of dit nog passend is bij de huidige stand van zaken, ondanks de mondiale bevolkingsgroei in de komende decennia.

Ons huidige voedsellandschap is namelijk niet bevorderlijk als het aankomt op gezond eten. Het overgrote deel van het voedselaanbod in supermarkten – de plaats waar de meeste Nederlanders hun eten vandaan halen – is sterk bewerkt, bevat te veel suiker en verzadigd vet, en is te zout. Tevens zijn dergelijke producten te koop in grote porties voor een lage prijs waardoor het aantrekkelijker wordt om juist grotere hoeveelheden van ongezonde producten te kopen. Ook het aantal plekken waar we eten kunnen kopen, is toegenomen. Cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek laten zien dat het aantal eet- en drinkgelegenheden in Nederland in de afgelopen tien jaar met 28% is toegenomen.2 Op scholen en sportverenigingen worden in kantines de lekkerste versnaperingen aangeboden en staan er snoep- en frisdrankautomaten. Het trein- en benzinestation heeft zich ontpopt tot een foodcourt en zelfs in de trein komt iemand langs om ons onderweg te voorzien van tussendoortjes. Door digitale ontwikkelingen hoeven we in stedelijke gebieden ons huis niet meer uit om te eten, en rijden er scooters, auto’s en duurzame (elektrische) fietsen rond om ons te voorzien van fastfood en culinaire maaltijden. Recentelijk is er in landen met lage inkomens en middeninkomens door globalisering en urbanisatie ook een verandering in het voedselaanbod te zien. Zo spreidt de ‘westerse’ voedingsindustrie zich uit naar deze landen waardoor westers, vaak sterk bewerkt voedsel, ook hier toegankelijk wordt en beschikbaar komt, en wordt verkozen boven de vaak gezondere traditionele voedingsmiddelen en maaltijden.3

Waarom je eet wat je eet?

Waarom je eet wat je eet? ‘Gewoon, omdat ik het wil’, of ‘omdat ik het lekker vind’, zouden simpele antwoorden kunnen zijn. En dat iets goed smaakt is ook zeker een belangrijke voorwaarde om iets te eten. Maar waarom je eet wat je eet, wordt door een complex geheel aan – soms onbewuste − factoren gevormd4 ondanks dat je graag wilt denken dat je voedingskeuzes weloverwogen en rationeel zijn. Sociaalecologische theorieën onderscheiden een web van factoren die van invloed zijn op ons gedrag, uitgaande van de wisselwerking tussen het individu en hun fysieke en sociaal-culturele omgeving. Vanuit deze theorie worden drie groepen van factoren gedefinieerd.5 Allereerst interpersoonlijke factoren zoals genen, fysiologische factoren, psychologische eigenschappen of voedselvaardigheden vallen hieronder. Ben je bijvoorbeeld impulsief of heb je weinig zelfcontrole, dan is de kans groter dat je ongezonde keuzes maakt.6,7 Voedselvaardigheden stellen mensen in staat om in verschillende situaties gezonde keuzes te maken. Dit varieert van het inplannen van een gezond eetpatroon gedurende de dag tot het kiezen van gezonde producten en het bereiden van een verse maaltijd.8 De tweede groep, de intrapersoonlijke factoren, omschrijft factoren zoals de cultuur, sociale normen en waarden van familie, vrienden of hele gemeenschappen/bevolkingen waarbinnen bepaalde eetgewoontes gelden. At je tijdens je jeugd nooit groenten, dan is de kans een stuk kleiner dat je op latere leeftijd wel groenten eet. Maar ook de sociale context van eten, tradities en de verbintenis van eten is van invloed op eetgedrag.

Een derde en laatste groep factoren zijn omgevingsfactoren. Denk bijvoorbeeld aan de beschikbare voedselverkooppunten, het voedselaanbod, voedselprijzen en beleid en regelgeving rondom landbouw en gezonde voeding. Ook op kleiner niveau wordt hiermee beleid en regels op scholen, (sport)verenigingen of thuis bedoeld.9

Aandacht voor voeding en leefstijl binnen de zorg

Door ons huidige voedselpatroon – waardoor we te veel verzadigd vet, zout en geraffineerde koolhydraten binnenkrijgen – is het aantal mensen met obesitas, diabetes type 2 en hart- en vaatziekten in de afgelopen decennia flink toegenomen. Hiervoor is medische behandeling noodzakelijk. Congruent aan Hippocrates’ uitspraak van meer dan 2000 jaar geleden om ‘voeding uw medicijn te laten zijn en uw medicijn uw voeding’, klinkt anno 2017 eenzelfde uitspraak: ‘Geen pillen, maar paprika’s’. Dit betogen huisartsen dit jaar, waaronder Tamara de Weijer, voorzitter van de Vereniging Arts en Voeding. Een manifest dat de focus van artsen anders moet; minder medicijnen en meer goede voeding bij de behandeling.10 Minder verzadigd vet, zout, en suiker, en meer vezels, vitaminen en mineralen. Minder sterk bewerkte producten, meer verse onbewerkte producten.

 Wat de huisartsen betogen is dat medici bij een behandeling van voedingsgerelateerde chronische ziekten verder moeten kijken dan het voorschrijven van pillen, en gezonde voeding en in de bredere zin een gezonde leefstijl moeten integreren in de behandeling van chronische ziekten. Hierbij kan bijvoorbeeld worden ingezet op het stimuleren van leefstijlverandering door bijvoorbeeld educatie en coaching. Dit inzicht wordt eveneens erkend door een grotere groep gezondheidsprofessionals, organisaties en wetenschappers die hier eveneens toe oproepen. Ook werken in de Nederlandse ziekenhuizen en in de eerstelijn diëtisten die patiënten ondersteunen bij het maken van voedingskeuzes die passen bij het chronische ziektebeeld en toch ook vooral in lijn zijn met de Richtlijnen Gezonde Voeding volgens de Gezondheidsraad.


Aandacht voor voeding en leefstijl buiten de zorg

Naast de behandeling van voedingsgerelateerde chronische aandoeningen wordt er buiten de zorg ook intensief gewerkt aan het stimuleren van een gezond voedingspatroon. In het kader van ‘geen pillen, maar preventie’ wordt door een interdisciplinaire groep professionals gewerkt aan oplossingen, programma’s en strategieën om te voorkomen dat mensen ziek worden en überhaupt zorg nodig hebben voor de behandeling van voedingsgerelateerde chronische ziekten. Door het hele land zijn interventieprogramma’s beschikbaar die hier op inzetten.11 Zo heeft bijvoorbeeld het ministerie van Economische Zaken en Volksgezondheid, Welzijn en Sport 6 miljoen euro uitgetrokken voor voedseleducatie aan kinderen en jongeren.12 Gezien de vele invloeden op eetgedrag buiten het individu om, is het echter van cruciaal belang dat ook onze leefomgeving ieder van ons ondersteunt in het maken van gezonde voedingskeuzes. Deze invalshoek is in de afgelopen jaren meer onderkend en belangrijker geworden in de preventie van voedingsgerelateerde chronische ziekten. School- en sportkantines worden bijvoorbeeld aangepakt en een gezonder aanbod wordt gecreëerd; enkele voedingsmiddelenproducenten stoppen met kindermarketing op hun verpakkingen, en de gemeente Amsterdam verbiedt voedselmarketing in de metro, en bij events die voor kinderen worden georganiseerd. In andere landen worden al grotere stappen gezet. Zo hebben bijvoorbeeld verschillende landen een belasting op suikerhoudende dranken ingevoerd. Deze preventiemaatregelen zullen naar verwachting in de komende jaren verder worden onderzocht en geïmplementeerd in landen waar het politieke klimaat dit toelaat. Door consistente monitoring en wetenschappelijk onderzoek zal in de komende jaren verder duidelijk worden wat de impact van deze maatregelen is en in welke mate ze bijdragen aan de preventie van voedingsgerelateerde chronische ziekten op populatieniveau.

Zelf aan de slag?

Natuurlijk hoef je niet te gaan zitten wachten op deze maatregelen, en kun je zelf op weg naar een gezonder eetpatroon. Hoe kun je dit aanpakken? Krijg allereerst inzicht in wat je eet en hoeveel; houd een week nauwgezet bij wat je eet. Dit kun je het beste doen door na iedere keer dat je wat hebt gegeten dit even snel op te schrijven. Via de Eetmeter van het Voedingscentrum kun je vervolgens eenvoudig berekenen waar je te veel (bv. verzadigd vet), of waar juist te weinig (bv. voedingsvezels) van binnen krijgt. De Eetmeter berekent vervolgens aan de hand van jouw inname een voedingsadvies, gebaseerd op de Richtlijnen gezonde voeding.13 Vanuit hier kun je stappen gaan zetten naar een gezonder eetpatroon. Maak op basis van het advies concrete plannen, die SMART geformuleerd zijn: Specifiek. Meetbaar. Acceptabel. Realistisch. Tijdsgebonden. Vervolgens kun je heel concrete, waarneembare acties formuleren. Wat op welk moment wil je gaan doen om je doelen te behalen? Dit worden ook wel implementatie-intenties – of ‘als-dan’-plannen genoemd. (‘ALS ik aan het studeren ben, DAN zet ik een bak snackgroenten neer om van te eten’ zou zo’n plan kunnen zijn als je minder wilt snacken tijdens het studeren, en juist weer meer groenten wilt gaan eten.) Klinkt vrij simpel, maar onderzoek laat zien dat dergelijke eenvoudige plannen wel degelijk effectief zijn.14 Maak vervolgens ook een ‘als-dan’-plan voor verleidelijke situaties, zoals een feestje, om je dan niet te buiten te gaan aan alle lekkere hapjes. Tot slot is het slim om je gedrag te monitoren, dus hou voor jezelf bij of het lukt je plannen vol te houden, waar je moet bijsturen, en vul na een maand weer eens de Eetmeter in om te zien of je voedselinname is geoptimaliseerd. Nobody said it was easy! Maar goede voeding is een belangrijk medicijn voor een gezond lichaam.

Noten

1. Popkin, B.M. (2009). The world is fat: the fads, trends, policies, and products that are fattening the human race. Penguin.

2. Centraal Bureau voor de Statistiek (2017). Vestigingen van bedrijven; bedrijfstak, regio. Online geraadpleegd 30-09-2017

3. Popkin, B.M. (2001) ‘The nutrition transition and obesity in the developing world’. The Journal of nutrition, 131(3), pp. 871S-873S.

4. Obesity System Influence Diagram (2017). Online geraadpleegd 30-09-2017

5. Sallis, J.F., Owen, N., & Fisher, E.B. (2008). ‘Ecological models of health behavior’. Health behavior and health education: Theory, research, and practice, 4, 465-486.

6. De Ridder, D.T.D., Lensvelt-Mulders, G., Finkenauer, C., Stok, M., & Baumeister, R.F. (2012). ‘Taking stock of self-control: A meta-analysis of how trait self-control relates to a wide range of behaviors’. Personality and Social Psychology Review, 16, 76–99.

7. Nederkoorn, C., Guerrieri, R., Havermans, R.C., Roefs, A., & Jansen, A. (2009). ‘The interactive effect of hunger and impulsivity on food intake and purchase in a virtual supermarket’. International Journal of Obesity, 33, 905-912.

8. Poelman M.P., Dijkstra S.C. ‘Voedselvaardigheden: meer dan kennis over gezond eten’. Nederlands Tijdschrift Voor Diëtetiek 2017;72(4) pp. 22-24.

9. Swinburn, Boyd, Garry Egger, and Fezeela Raza. ‘Dissecting obesogenic environments: the development and application of a framework for identifying and prioritizing environmental interventions for obesity’. Preventive medicine 29.6 (1999): pp. 563-570.

10. De Weijer T., van Beek M., de Vries M. ‘Huisarts moet paprika voorschrijven, geen pillen’. NRC 28 april 2017. Online geraadpleegd 30-09-2017

11. Loketgezondleven.nl. RIVM Bilthoven. Leefstijlinterventies. Online geraadpleegd 30-09-2017

12. Jong Leren Eten.nl Ministerie van Economische Zaken

13. https://mijn.voedingscentrum.nl/nl/eetmeter

14. Gollwitzer, P.M. (1999). ‘Implementation intentions: Strong effects of simple plans’. American psychologists, 54.7.

Maartje Poelman

 

Maartje Poelman is Gezondheidswetenschapper en werkt als universitair docent aan de afdeling Sociale Geografie en Planologie van de Universiteit Utrecht. In een interdisciplinair team van wetenschappers doet zij onderzoek naar de rol van de leefomgeving in eetgedrag en gezondheid. 

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *