Genieten we van genot

Genieten we van genot

1. Genot is een lichamelijke toestand (net als pijn, maar toch ook anders). Maar de term “genot” is ook een clusterconcept: er moet aan meerdere voorwaarden voldaan worden wil iets genot zijn (niet één enkele voorwaarde volstaat hiervoor, bijvoorbeeld alleen het gevoel maar niet de hersenprocessen, of alleen de hersenprocessen terwijl je niets voelt). Genot bestaat uit een fysiologische inwerking, geregistreerd door de tast of de proprioceptie, uit bepaalde signalen in de hersenen (de stofjes die een neurofysioloog kan identificeren) en de subjectieve gewaarwording van het genot (niet van de hersenprocessen). Genot is ook afhankelijk van de aandacht van het subject, en die wordt nog geconcentreerder door diens expressie. Maar de aandacht die anderen voor die expressie hebben kan weer schaamte teweegbrengen (en dat is niet zo bij pijn) en dat kan het genot in de weg zitten. Samen zijn deze factoren noodzakelijke en voldoende voorwaarden voor genot. (Zoals fantoompijn een soort psychische fixatie is zonder de bijbehorende (neuro)fysiologische oorzaken; valt misschien fantoomgenot te bewerken met een of andere meditatietechniek die hersenprocessen veroorzaakt?)


2. Genot is dat lichamelijk proces, het is geen waarneming die dat proces als onderwerp heeft – zoals de fiets die je net gekocht hebt het onderwerp is van jouw blijdschap. Emoties zoals blijdschap gaan ergens over (ze hebben een intentioneel object, zoals filosofen dat noemen). Je kunt wel verdrietig worden door je genot, maar dat verdriet gaat niet over het genot, maar over het vooruitzicht dat het binnenkort zal ophouden of dat je het niet kunt delen (angst voor schaamte maakt eenzaam). Op het moment van het genot zijn die vooruitzichten geen toestand van je lichaam, zoals het genot dat is. Genieten heeft daarentegen, net als emoties, altijd een intentioneel object: je geniet van een gesprek, van degene met wie je praat, van het uitzicht, van een maaltijd, een museumbezoek – maar dus niet van de werking van een XTC-pil (hoewel die misschien wel maakt dat je van de mensen in je omgeving geniet). Het genot dat de pil veroorzaakt is de toestand waarin je lichaam tijdelijk verkeert, het gaat daar niet over.

3. Genot is dus geen onderwerp van jouw genieten – niet: dat wat je hebt als je ergens van geniet (of dat waar je genieten over gaat). Deze woorden – genot en genieten – slaan op heel andere dingen, we gebruiken ze heel anders. Genot is niet onderhevig aan de wil, genieten is dat wel. Genieten is iets wat je doet, een activiteit. Je kunt genieten van de kermis en daar hoort je gezelschap bij, en je wandeling, en wat je allemaal ziet, en waar je op anticipeert en waar je nog van nageniet. (Je kunt er mee stoppen door een WhatsApp-‘gesprek’ te beginnen, wat je bij genot nooit zult overwegen te doen). Maar de beleving van een rit in de achtbaan is louter genot, je gaat er in op – in strenge zin geniet je er niet van. Vandaar ook het gevoel achteraf dat het zo voorbij was. Genot zo begrepen – als de tegenhanger van een specifiek hersenproces – draait alleen om jouw lichaam, het is volstrekt egocentrisch. Genieten daarentegen, omdat het altijd een voorwerp in de buitenwereld heeft, wordt per definitie gedeeld – en als het niet gedeeld wordt kan dat er dus ook de pret van drukken.

Je vraagt iemand wat de oorzaak is van zijn genot (een pil, seksuele ontlading, de achtbaan), soms kun je dit alleen achteraf vragen, omdat de ander te zeer geabsorbeerd is door het genot (of te ver heen). Maar je vraagt waarvan iemand geniet, je vraagt dan naar de redenen, niet de oorzaken (het gesprek is geweldig, morgen ga ik eindelijk verhuizen, het was leuk op het werk, we zitten gezellig te eten met een goede vriend).

 4. Genieten is daarom, denk ik, een deugd; genot een consumptieartikel. Genot kun je aanschaffen, genieten moet je bewerken. Genot wordt nogal overschat, alsof het de bedoeling is om er zo veel mogelijk van te ondergaan. Maar kwantiteit leidt al snel tot uitdoving. Hoe vaak geniet je van een rit op de achtbaan? Ook bij een achtbaan (net als bij seks of een boek) is de weg erheen en het nagenieten van groot belang, los van de daadwerkelijke activering van de stofjes. Genieten is meer dan genot. De deugd van het genieten komt aan onze samenleving ten goede. Genot, strikt privé zowel als afgebakend en tijdelijk, is daar op zijn best neutraal voor. Als genot door genoemde uitdoving een zucht wordt zal de samenleving er zelfs last van ondervinden, wat begint bij het leven van het zuchtige individu, waarna dat van zijn levensgezellen volgt, een kring die zich steeds verder zal uitbreiden.


5. Een neurofysiologisch reductionisme dat ieder genieten (net als alle geestestoestanden) terugbrengt tot hersenprocessen waarbij genotstoffen een causale rol spelen – ‘Wij zijn ons brein’ – is psychologisch een inadequate theorie omdat het de leefwereld volstrekt negeert en dus ook alle sociale en morele factoren die aan het genieten bijdragen. ‘Genieten’ is een woord uit een totaal ander taalregister dan ‘genot’ (het wordt in een ander taalspel gebruikt, zou Wittgenstein zeggen). Zulk reductionisme is echter niet alleen inadequaat – het heeft ook een vernietigende uitwerking op de gemeenschap. Als mensen gaan geloven dat al hun genieten lichamelijk veroorzaakt en dus egocentrisch is, dan zullen ze metterdaad iedere normativiteit erover opgeven. Daarmee verliest ons genieten, of de afwezigheid ervan, ieder belang voor de leefwereld en voor de moraal. Neurofysiologisch reductionisme is niet alleen epistemologisch onhoudbaar, het is ook immoreel (omdat het onze morele redenen ondergraaft en tot fysiologische oorzaken meent te kunnen herleiden). We kunnen niet doorgaan met het wegreduceren van de geest en de (belichaamde) persoon, zonder dat de mensheid er onder zal leiden.

6. Of we ergens van genieten is niet in een fMRI-scanner vast te stellen. Het onderwerp van ons genieten is immers altijd de manier waarop wij ons tot de leefwereld verhouden en die bevindt zich – evident – niet in de hersenen. Genieten is geen fysiologische toestand, maar een subjectief besef: dat we in een activiteit willen volharden of in een omstandigheid willen blijven. Wie geniet wil daar nog niet mee ophouden. Voor zulke nominale categorieën (waar dus geen reële, objectieve component voor bestaat) gebruiken we subjectieve termen als genoegen en ongenoegen (liever dan genot), omdat ze op een sociaal proces duiden en dus ter discussie staan; is het gepast om bij deze gelegenheid te genieten? De termen duiden niets specifiek objectiefs aan, maar een aandacht, een besef dat we ergens wel of niet mee willen doorgaan en een (stilzwijgend) appèl op de redenen waarom we dat willen.

7. Om ergens van te genieten moet je er met je hoofd bij zijn, aandachtig zijn. Genieten vereist toewijding. Het is een motor achter onze praktijken. Aan genot, daarentegen, moet je je overgeven. Genot vereist het vermogen de knop om te zetten, de buitenwereld de buitenwereld te laten en je te concentreren op de toestand van je eigen lichaam. Niet iedereen is in staat om die knop om te zetten, maar voor wie het kunnen dreigt het gevaar van de gemakkelijke – en acuut bevredigende – vlucht uit de omstandigheden (de ziektewinst van verslaving). Hoewel het vermogen om je te laten gaan zeker niet inherent slecht is, is toewijding aan het genieten van je omstandigheden inherent waardevol. Het is de weg om thuis te komen in de wereld en in je leven – die je met anderen deelt. Inderdaad, genieten is een morele deugd en met genot heeft dat weinig te maken.

Rob van Gerwen

 

Dr. Rob van Gerwen is senior docent/onderzoeker bij Wijsbegeerte, faculteit Geesteswetenschappen van Universiteit Utrecht. Hij publiceerde zes boeken over onderwerpen uit de filosofie van de kunst. In oktober 2018 verschijnt zijn boek Zullen we contact houden. Op zijn website vind je artikelen, voordrachten en een weblog.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *