Ontplooiing

Ontplooiing

Vanaf het einde van de jaren zestig probeerde de idealistische hippiebeweging de mens te bevrijden van alle seksuele taboes. Liefde werd letterlijk en figuurlijk een vrijplaats. De ouderwetse huwelijkse waarden werden door het toilet gespoeld en de vrije liefde zegevierde. Onder het motto ‘All you need is love’ hield iedereen van elkaar en had iedereen seks met iedereen. In de Franse roman Elementaire deeltjes van Michel Houellebecq wordt dit geïdealiseerde beeld van de hippies en de seksuele revolutie onderuit gehaald. De hippies zouden ons in hun ‘liefdevolle’ bevrijdingsdrang alleen maar ellende hebben gebracht.

Al begint en eindigt de roman met een mysterieuze spreker uit de toekomst waarin de mens van nu niet langer bestaat en vervangen is door een nieuwe mens van genetische superioriteit, het grootste gedeelte van de roman centreert zich toch rondom het heden waarin twee geheel verschillende broers hun weg proberen te vinden in het cynische leven van het einde van de twintigste eeuw.

Wat maakt Elementaire deeltjes zo provocerend? Wat voor ellende is er volgens de verteller voortgekomen uit de idealen van de hippiebeweging en op welke manier? Met behulp van de theorieën over ‘het obscene’ van Stefan Hertmans in Het bedenkelijke wil ik dit analyseren. Volgens Hertmans is het obscene ‘dat ene ogenblik waarop dat wat nooit gezien had mogen worden (…) zich openbaar maakt en voor het ademloze kijken zorgt dat gruwt van zijn eigen fascinatie.’ (Hertmans, p.24). In dit ogenblik wil de mens eigenlijk afkeuren wat hij ziet, maar kan dit niet vanwege de aantrekkingskracht van datgene wat zich zolang aan het oog heeft onttrokken. Het moment van het obscene is zoals het straktrekken van een plooi, opeens komt al het verborgene aan de oppervlakte. De confrontatie bevredigt slechts kortstondig, daarna is de spanning weg en verdwijnt de betekenis.

Allereerst zal ik bekijken hoe gerontofobie, gedefinieerd als de angst voor het ouder worden en de daarmee gepaard gaande lichamelijke aftakeling, en ten tweede ‘het obscene’ als thema’s opduiken in Elementaire deeltjes.

Gerontofobie

De vrees voor het ouder worden, oftewel gerontofobie, duikt veelvuldig op in Elementaire deeltjes. Er wordt veel stilgestaan bij de achteruitgang van het lichaam waardoor de mens seksueel steeds minder interessant wordt voor zijn medemens. Zo is het geslacht van Janine, de moeder van de twee broers, op vijfenveertigjarige leeftijd al ‘minder vol en een beetje slap’ (Houellebecq, p.66). Christiane, de vriendin van broer Bruno, ‘moest heel knap zijn geweest; maar haar fijne gelaatstrekken waren verlept en bedekt met lichte couperose vlekjes’ en ‘jammer genoeg waren de grote schaamlippen een beetje slap’ (Houellebecq, p.149). Christiane zelf noemt haar genitaliën ‘een oude vrouwenpoesje’. Wanneer Christiane verlamd raakt, heeft zij Bruno op seksueel gebied niets meer te bieden. Bovendien versterkt haar verlamming Bruno’s gerontofobie. Hij wordt geconfronteerd met haar zwakte, met haar lijden. Als ze hem de keuze laat, aarzelt hij te lang en pleegt Christiane zelfmoord om niet langer alleen in een afgetakeld lichaam verder te hoeven leven (Houellebecq, p.267). De dood wordt in Elementaire deeltjes sowieso verkozen boven aftakeling. Ook Annabelle, de vriendin van Bruno’s halfbroer, Michel, pleegt zelfmoord nadat er kanker bij haar is geconstateerd.

Stefan Hertmans beschrijft in Het bedenkelijke, een boek met een aantal essays over ‘het obscene’, de gevolgen van ‘ontplooiing’. Daarmee bedoelt hij het straktrekken van plooien, oftewel het doen verdwijnen van duistere onbekende plekken van een bepaald object of fenomeen. Volgens hem laat ontplooiing uiteindelijk zien dat er niets te ontplooien valt. De donkere plekken die aanvankelijk voor de aanschouwer verborgen bleven, blijken eenmaal blootgelegd niet langer interessant en verliezen hun betekenis.Elementaire deeltjes past dit op ruwe wijze toe op het begrip ouderdom, een fenomeen waar de mens altijd al betekenis achter heeft gezocht. Ouderdom wordt bijvoorbeeld geassocieerd met wijsheid. Ouder worden is echter niets anders dan het aflopen van een moeilijk begaanbare weg in de richting van het grote niets, de dood. Hieruit blijkt dat ouderdom geen betekenis heeft: ‘dat de verhoopte waarheid over ‘de’ stof in de duisternis van de plooi zelf op een metafysische hoop berust.’ (Hertmans, p.108). Ook in de gedetailleerde biologische beschrijving van het fenomeen wordt geen diepere betekenis gevonden: “Door de toenemende brugvorming tussen collageenmoleculen bij oudere individuen en de fragmentatie van het elastine in de loop van het mitoseproces verliezen de weefsels geleidelijk aan hun stevigheid en hun soepelheid.” (Houellebecq, p.152) Het enige wat duidelijk wordt is dat het een aftakeling betreft waar geen ontsnappen aan is. 

Jonge vrouwen zijn voor Bruno onweerstaanbare seksuele objecten, ze winden hem op, maar tegelijkertijd frustreren ze hem vanwege hun enorme onbereikbaarheid. Oude vrouwen brengen het er echter veel slechter vanaf. Terwijl een paar tienermeisjes als ‘teven’ nog een functie in het leven krijgt toebedeeld, ziet hij vrouwen van zijn eigen leeftijd als ‘oude wijven’. En de zestigjarige receptioniste van ‘Oord van verandering’ wordt beschreven als een meelijwekkende gestoorde; een ‘pisbak’ met een ‘achterlijke glimlach’ zonder duidelijk bestaansrecht (Houellebecq, p.104). De misogynie druipt af van beide beschrijvingen, maar er is een duidelijk verschil tussen de meisjes die nog iets van waarde hebben vanwege de seksuele verlangens die hun jonge lichamen oproepen, en de oudere vrouw, wiens lichamelijke aftakeling een enorme afschuw in Bruno opwekt. Bruno’s gerontofobie is zelfs zo sterk dat hij de veroudering van haar lichaam doortrekt naar haar geestelijke achteruitgang. 

Volgens Bruno zijn alle mensen van middelbare leeftijd wanhopig op zoek naar seksueel contact met jonge mensen, hijzelf verlangt er in ieder geval hevig naar. Hertmans schrijft dat ‘geilheid zich voedt met de frustraties van de afgunstig toekijkende ouderdom’ (Hertmans, p.41). Zo wordt Bruno’s geilheid in ‘Oord van verandering’ gevoed door een watergevecht tussen vier jonge, bijna naakte meisjes die hij toevallig tegenkomt in toiletruimte nr. 8. Bruno confronteert zichzelf er steeds mee dat hij lichamelijk tekort schiet om jonge mensen te verleiden. Naarmate hij ouder wordt voelt hij zich ‘des te angstiger en gevoeliger’ en lijdt steeds meer ‘onder tekenen van afwijzing en minachting’ (Houellebecq, p.66). Omdat hij als jonge man niet erg aantrekkelijk was, probeert hij al zijn hele leven tevergeefs mee te doen aan jeugdige rituelen. Hij durft niet in de toekomst te kijken en keurt mensen van zijn eigen leeftijd die naar hetzelfde op zoek zijn af: ‘Sommigen van die oude snollen waren er dus toch in geslaagd zich voort te planten.’ (Houellebecq, p.116). 

De enorme afschuw voor het oude (eigen) lichaam en de daarmee gepaard gaande wanhopige zoektocht naar seks is volgens Elementaire deeltjes een direct voortvloeisel van het libertinisme van de jaren zeventig. Er wordt haarfijn uitgelegd hoe gescheiden vrouwen van middelbare leeftijd toen zelf hun moeilijke positie op latere leeftijd hebben veroorzaakt: “Aangezien ze deel uitmaakten van een generatie die – voor het eerst in die mate – de jeugd superieur aan de volwassenheid had verklaard, mocht het ze toch nauwelijks verbazen dat zij op hun beurt werden veracht door de generatie die voorbestemd was hun plaats in te nemen. En ten slotte moest de lichaamscultus waar ze zelf in belangrijke mate toe hadden bijgedragen er wel toe leiden, naarmate hun huid slapper begon te worden, dat ze voor zichzelf een steeds grotere afkeer gingen voelen – die overigens overeenkwam met de afkeer die ze in de ogen van de anderen konden lezen.” (Houellebecq, p.114)

Ondanks de vrijheid en gelijkheid die hippies predikten, is het wereldje van het kantoorpersoneel volgens Bruno eigenlijk veel toleranter: ‘Ik kan me verkleden als respectabele leidinggevende en door hen worden geaccepteerd (…). Omgekeerd zou ik er niets aan hebben me als randfiguur te verkleden: ik ben niet jong genoeg, niet knap genoeg, niet cool genoeg.’ (Houellebecq, p.66) De hippiebeweging maakte lichamelijke schoonheid en jeugd van meer belang dan ooit tevoren en zorgde zo voor de versterking van gerontofobische gevoelens. 

Zo wordt met het idyllische beeld van de seksuele revolutie in Elementaire deeltjes genadeloos afgerekend, constateert Arnold Heumakers in zijn artikel Verwoestingen van de vrijheid. Margot Dijkgraaf schrijft in haar recensie: ‘Koel analyseren Houellebecqs personages hoe de seksuele en individuele vrijheid uit de jaren zestig leidde tot het uiteenvallen van het gezin en, in groter verband, tot de desintegratie van de maatschappij. Het geloof verdween en de joods-christelijke waarden gingen teloor.’ Om deze keiharde cultuurkritiek van de verteller naar voren te brengen, wordt de alom aanwezige gerontofobie in Elementaire deeltjes prominent in beeld gebracht.

Het obscene

Hoewel Bruno’s avonturen in dit artikel uitgebreid zijn besproken, is zijn broer Michel nauwelijks aan bod gekomen. Bruno is een seksueel gefrustreerde letterkundedocent. Michel is daarentegen een geniaal wetenschapper, wiens studies na zijn plotselinge verdwijning uiteindelijk leiden tot de ontdekking en opkomst van de nieuwe perfecte mens en het uitsterven van de mensheid zoals wij die nu kennen. Michel is aseksueel en niet in staat om lief te hebben. Hoe zeer zijn vriendin Annabelle ook haar best doet, hij kan haar liefde niet beantwoorden. Hij leeft voor de wetenschap. De halfbroers zijn overduidelijk tegenpolen, maar allebei vertonen ze gebreken in hun seksueel gedrag, die volgens de verteller veroorzaakt zijn door de verstoorde band met hun moeder. Michel is een man zonder duistere (seksuele) verlangens, zonder liefde, zonder geheimen: een voorbeeld van de nieuwe ‘ontplooide’ mens, ‘strakgetrokken’. Het is precies zoals Hertmans het beschrijft: ‘Het volledig etaleren van de strakgetrokken stof zou bij ons overkomen als een leeg, betekenisloos monochroom vlak; maar in de duistere plooi (…) herkennen wij juist dat de stof stof is en zijn we in staat haar sensualiteit, haar materieel bestaan in de wereld, opnieuw te dramatiseren in onze verbeelding’ (Hertmans, p.104). Michel is een leeg en betekenisloos figuur. Dit is aanvankelijk intrigerend, maar uiteindelijk ontbreekt elke identificatie. Bruno echter is juist door al zijn zwaktes en begeertes, zijn ‘plooien’, zo interessant. 

De beeldspraak van het ontplooien is ook toepasbaar op andere aspecten van het boek. Een object met onbekende duistere aspecten is veel spannender en sensueler dan wanneer alle aspecten ervan zijn belicht en het geheim is ontraadseld. Daarom probeert de mens, wanneer hij onbeperkte individuele vrijheid heeft, de grenzen van de seksualiteit steeds verder te leggen. Met dit in gedachte is het niet verwonderlijk dat hippies in Elementaire deeltjesworden beschouwd als de vaders van de seriemoordenaars. Ze hebben immers met elkaar gemeen ‘dat ze door en door libertair waren en onvoorwaardelijk vasthielden aan de rechten van het individu tegenover alle sociale normen, alle vormen van huichelarij die moraal, gevoel, rechtvaardigheid en mededogen in hun ogen waren’ (Houellebecq, p.226). Volgens de verteller zijn Christiane en Bruno slachtoffer van de liberale maatschappij waar een seksueel model geldt van avontuur: het zoeken van steeds weer nieuwe seksuele uitdagingen. Genot en verlangen is immers cultureel en antropologisch bepaald. Tegelijkertijd zijn lichamelijke verleidingscriteria het allerbelangrijkst geworden. Daardoor komt de mens uiteindelijk terecht in het ‘sadeaanse’ systeem, waarin het alleen nog maar gaat om grote pikken, siliconen borsten en onthaarde poesjes, aldus de verteller (Houellebecq, p.263).

Het ontaarde gedrag van David di Meola en zijn volgers, die mensen op de meest afschuwelijke manier doodmartelen om hun eigen lustgevoelens te bevredigen, wordt uitgelegd als de ergste uitwassen van het door de hippies gepredikte belang van individuele vrijheid. Met David di Meola erbij ‘ontplooit’ het extreme satanisme zich, wanneer er wordt afgezien van alle attributen en het ceremonieel, tot wat Elementaire deeltjes een ‘Dionysische wil tot bevrijding van het dierlijke en het kwade in de mens’ (Houellebecq, p.223) noemt. Elke keer dat er weer een stap verder is gezet in deze ‘bevrijding’, zoekt een seriemoordenaar als Di Meola weer iets gruwelijkers, nog een duisterder plooi die ontplooid kan worden. 

Ook Bruno is op zijn bescheiden wijze een thrillseeker in zijn wanhopige zoektocht naar seks. Hij heeft er veel voor over om zijn verlangens te bevredigen: ‘voor een klein poesje verpakt in een minirokje voelde hij zich nog altijd bereid tot het einde van de wereld te gaan’ (Houellebecq, p.113). En ook al ziet hij Christiane als zijn enige grote liefde, zij geeft hem vooral ook de kans zijn seksuele grenzen te verleggen in parenclubs. Bruno bevindt zich immers niet in ‘een monogaam, romantisch en op liefde gebaseerd systeem’ waar één geliefde voldoende is. Dit betekent uiteindelijk zijn ondergang en symboliseert daarmee ook het einde van de ‘oude mens’.

Conclusie

Bruno’s leven wordt beheerst door zijn desperate seksuele verlangens en zijn afschuw voor alles wat oud of lelijk is, inclusief hijzelf. Deze gerontofobie komt volgens de verteller voort uit het libertinisme van de jaren zeventig. De hippiebeweging maakte lichamelijke schoonheid belangrijker dan tevoren; een val waar de ‘vrije’ generatie op middelbare leeftijd zelf intrapt. Bovendien zou de bevrijding van alle seksuele taboes leiden tot het zoeken van nieuwe, steeds extremere seksuele uitdagingen, zoals parenclubs, SM en uiteindelijk tot de verschrikkelijke misdaden van David di Meola. Bruno zit gevangen tussen de seksuele lusten die voort zijn gekomen uit de tijdgeest waar zijn moeder Janine symbool voor staat, en de toenemende idealisering van het jonge lichaam, waardoor hij met zijn aftakelende lelijke lijf weinig kans maakt zijn seksuele wensen te vervullen.

Michel kan worden gezien als de ‘ontplooide’ tegenhanger van Bruno. Bruno is een overduidelijk exemplaar van de oude mens, onderdeel van ‘die deerniswekkende, vuige soort, nauwelijks van de aap te onderscheiden, die toch zoveel edele ambities in zich meedroeg’, van ‘die gekwelde, tegenstrijdige, individualistische en twistzieke soort met zijn grenzeloze egoïsme, die soms tot enorme geweldsuitbarstingen in staat was maar toch altijd in goedheid en liefde bleef geloven’ (Houellebecq, p.339). Die oude mens heeft, zo blijkt uit de epiloog, plaats gemaakt voor de nieuwe mens, waar Michel symbool voor staat. De nieuwe mens is de oude mens maar dan ontplooid; alle duistere plekken van de ziel, de zwaktes, verlangens en wensen zijn verdwenen. Uiteindelijk is dat misschien wel het meest shockerende van Elementaire deeltjes: het definitieve eindpunt van de zoektocht naar het obscene is bereikt. De epiloog laat de lezer achter met een onwerkelijk gevoel van sympathie, voor Bruno en voor de huidige mens, die buiten de roman nog altijd zijn onzinnige bestaan leidt.

Noten en/of literatuur

Dijkgraaf, Margot, ‘Bastaarden van de vrije seks; haatroman over de jaren zestig veroorzaakt rel.’ in NRC Handelsblad, 30 okt.1998, sec. boeken: p.38.

Hertmans, Stefan, Het bedenkelijke, Amsterdam: Boom, 1999.

Heumakers, Arnold, ‘Verwoestingen van de vrijheid; de dwarse opvattingen van Michel Houellebecq.’ in NRC Handelsblad, 10 sept. 1999, sec. boeken: p.37.

Houellebecq, Michel, Elementaire deeltjes, vertaling: Martin de Haan. Amsterdam: Uitgeverij De Arbeiderspers, 1999.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *