Doen dieren aan geheimhouding?

Doen dieren aan geheimhouding?

Een pauwhaan pronkt zich de veren uit het lijf. Voor Hennie! Zij wil – ach, weet Hennie veel, het is de evolutionaire selectie die het gewild heeft, maar vooruit: – zij ‘wil’ dat haar kostbare eieren uitgroeien tot fitte, goed aangepaste nakomelingen. Daarom wil ze dat haar erfelijke aanleg gecombineerd wordt met die van een partner die goede papieren lijkt te hebben. Hoe weet Hennie dat? Nou, honderd procent zeker weet ze het niet. Ze ziet een haan die ondanks de handicap van zijn belachelijke staart nog steeds aan roofdieren heeft weten te ontsnappen en er ook nog in slaagt om er mooi, krachtig en gezond uit te zien. Ze gokt erop dat er in de genen van die haan dus wel een goed aangepast en succesvol ontwikkelingsprogramma zal zitten.

En de haan? Die wil maar al te graag verkozen worden en doet er nog een schepje bovenop in zijn potsierlijke gedrag: ‘Moet je mij zien…!’ Hij jokt dus ook een beetje met de overdreven aanprijzing van zijn kwaliteiten. Maar het overdrijven mag natuurlijk niet te ver gaan, anders val je door de mand.

Alle levende wezens – of het nu bacteriën, schimmels, planten of dieren zijn – zenden voortdurend signalen uit over hun aanwezigheid en over wat ze doen. Of ze dat nu willen of niet. Het kan gaan om visuele tekens, geluiden, geuren en zelfs elektrische signalen. Zo ontdekken sommige haaiensoorten onder zand verborgen prooidieren aan de veranderingen van het elektrisch veld in het omringende zeewater, die veroorzaakt worden door spieractiviteit van de prooidieren. Dat zijn onbedoelde signalen; het prooidier wil echt niet gevonden worden. Maar er zijn ook signalen die bedoeld zijn om door anderen te worden waargenomen en om het gedrag van die anderen te beïnvloeden. Déze communicatiesignalen, waarmee levende wezens andere naar hun hand willen zetten, zijn bedoelde, daartoe gespecialiseerde signalen en uitdrukkingsbewegingen. Ze schommelen rond het dilemma van oprechtheid en misleiding.

Een makaak die een groepsgenoot wil overtuigen van zijn goede gezindheid maakt snelle heftige smakbewegingen met zijn lippen, terwijl hij naar die andere aap kijkt. Die bewegingen zijn afgeleid van gedrag tijdens het vlooien. Het reinigen van elkaars pels is een sociaal dienstbetoon. De vlooier stopt gevonden parasietjes in zijn bek en eet die op. De smakgeluidjes die daarbij worden gemaakt zijn tot ‘tekens’ geworden voor de goede gezindheid van de vlooier en ze worden door de gevlooide duidelijk als ontspannend en ‘gezellig’ ervaren. Dit smakken is in de loop van de evolutie geritualiseerd tot een opvallende uitdrukkingsbeweging. Het wordt op een gestileerde en nadrukkelijke wijze van een afstand tot een partner gericht. Nu dient het om diens timiditeit te overwinnen of om een achterdochtige en vijandige stemming te onderdrukken. De uitdrukkingsbeweging is een oprechte afspiegeling van de intentie van de zender. 1

Maar er is ook misleiding en bedrog. Een extreem voorbeeld daarvan vinden we bij de hengelvis, ook wel zeeduivel genoemd. Hij heeft op zijn snuit een dunne spriet met aan het uiteinde een wormachtig uitgroeiseltje. Dat kan hij laten wiebelen. Naïeve vissen komen op die ‘lekkernij’ af en voor ze het weten worden ze verzwolgen in de plotseling openklappende bek van de hengelvis. Hier worden twee vormen van misleiding gecombineerd. De roofvis vertoont een bedrieglijk opvallend signaal, waarvan hij wíl dat het gezien wordt. Tegelijkertijd gaat hij door zijn warrige lichaamsvorm en camouflagetekening volledig op in de achtergrond en heeft zich daarmee ‘onzichtbaar’ gemaakt.

Ander voorbeeld: een roerdomp die een bedreiging ontwaart, strekt zich in volle lengte omhoog. Daardoor ontstaat in zijn verenkleed een patroon van verticale strepen. Zo blijft hij bewegingloos staan, waardoor hij volledig wegvalt tussen de omgevende rietstengels: ‘Ik ben er niet!’ Kortom een non-boodschap, verstopte informatie.

Camouflage, informatie verbergen, geheim houden; we vinden het overal in de natuur! Wevervogels maken kunstig geweven, bolvormige nesten, die ze aan boomtakken hangen. Aan de onderkant zit een invliegopening, waardoor de oudervogels in een soort kamertje kunnen komen, waar ze hun eieren en kuikens aantreffen. Tja, dat kunnen rovers natuurlijk in de gaten krijgen. Maar die worden om de tuin geleid. Naast de onopvallende geheime ingang hebben de nesten ook een opvallende ingang. Die leidt naar een blinde ruimte, waar niets te vinden is. Rover gefopt. Ander voorbeeld: een heleboel diersoorten verbergen voedsel dat over is voor later: wolven begraven overgebleven prooi; mezen verstoppen gevangen insecten; dieren als eekhoorns, hamsters, gaaien en dergelijke leggen in tijden van overvloed (bijvoorbeeld in de herfst) voedselreserves aan voor magere tijden (zoals in het vroege voorjaar). Maar nu zul je er als gaai in februari achter komen dat een ander je voorraadkamer heeft leeggeplunderd. Bergplaats geheim houden dus!

Dat roept de boeiende vraag op of de gaai zijn eikels verstopt als een soort blinde, instinctieve respons, als een reflexmatig automatisme. Heel wat diergedrag kunnen we immers op deze wijze verklaren.

Of is er sprake van een cognitief rekening houden met de mogelijkheid dat anderen kunnen stelen? Heeft het dier ‘weet’ van de mogelijkheid van diefstal? Je kunt die vraag meer algemeen formuleren: in hoeverre kunnen dieren verwachtingen koesteren over de effecten van hun gedrag (of van sommige gedragingen)? Dit is pas het geval als blijkt dat de waargenomen voortgang naar het resultaat leidt tot regulering van het verloop, ofwel wanneer er op het doel gerichte bijsturing is, zodat het beoogde eindeffect bereikt wordt en ongewenste gevolgen worden vermeden. Met andere woorden: er is een terugkoppeling vanuit de waargenomen situatie naar de uitvoering van het proces. Een dergelijk ‘weet hebben’ van wat je wilt bereiken of voorkómen is niet noodzakelijk eenzelfde soort bewust besef zoals wij mensen dat soms/vaak ervaren.

Wat het verbergen van voorraden betreft zijn er met gaaien interessante proeven gedaan, met name door de Britse onderzoekster Nicola Clayton 2. In haar laboratorium gaf zij dieren de mogelijkheid overtollig voedsel te begraven. Het bleek verschil uit te maken of er in de buurt, bijvoorbeeld in een belendende volière, een andere gaai zat, die het opbergen kon gadeslaan, vooral als de begravende gaai wist dat de toekijker later in dezelfde ruimte zou kunnen komen. Als er schotten in de ruimte stonden, begroef de gaai haar lekkernijen op een plek buiten het zicht van de toekijker. Zag ze dat de andere gaai toch had kunnen toekijken, dan herbegroef ze haar schat even later op een andere plek. De gaai beseft dus wat een ander, vanuit diens perspectief, kan zien en houdt daar rekening mee. Dit noemen we ‘visuele perspectiefname’. Het is de eenvoudigste vorm van ‘je verplaatsen in een ander’: van empathie.

Zo mogelijk nog opmerkelijker is dat dit heimelijke gedrag vertoond werd door gaaien die zelf geleerd hadden dat ze de voorraden van andere vogels konden plunderen. Gaaien die zelf nooit hadden gestolen herbegroeven hun voorraadje niet. Meteen schiet je dan het spreekwoord te binnen: ‘Zoals de waard is, vertrouwt hij zijn gasten’.

Over de betekenis van deze waarnemingen is de nodige discussie. Ze suggereren dat bij deze dieren een zeker vermogen tot het vormen van een ‘theory of mind’ bestaat, iets dat we altijd als uniek voor onze eigen soort hebben beschouwd en dat verder gaat dan visuele perspectiefname. Wij kunnen ons een beeld vormen van wat er in de ‘mind’ van een ander omgaat, niet alleen van wat hij waarneemt, maar ook van wat hij denkt en voelt. Wij kunnen ons voorstellen wat de motivaties en bedoelingen van andere individuen zijn, zoals we die in bepaalde situaties ook zelf ervaren hebben. Nu zult u zeggen: ‘Dat is toch niets bijzonders; als een dier een ander dier ziet dreigen, dan snapt hij toch dat die ander de bedoeling heeft om aan te vallen.’ Nou nee, het dier hoeft niets van bedoelingen te snappen. Pavlov had je kunnen uitleggen dat dreiggedrag van een dominante groepsgenoot een geconditioneerde stimulus kan worden die jou stimuleert om je gedeisd te houden.

Voordat je dus een verklaring voor het gedrag accepteert die hogere begrips- of invoelingsvermogens veronderstelt, moet je daar wel goede redenen voor hebben. Aanwijzingen voor dit soort ‘emotionele perspectiefname’ of ‘empathie’ zijn de laatste tijd met name voor mensapen gevonden. Maar dat vogels met hersentjes ter grootte van een hazelnoot dat ook kunnen…!
Dat hebben ze tot dusverre goed geheim kunnen houden.

Noten

1 Hooff, J.A.R.A.M. van (1967), The facial displays of catarrhine monkeys and apes. In:
Primate Ethology. D. Morris (ed.), London, Weidenfeld & Nicolson, 7-68. New Editions
2006, 2011, Aldine, New York.

2 Clayton, N.S., Dally, J.M., Emery, N.J. (2007): Social cognition by food-caching corvids. The western scrub-jay as a natural psychologist. Philos Trans Roy Soc Lond B 362(1480): 507-522.

Jan van Hooff

Jan van Hooff groeide op in Burgers’ Dierenpark te Arnhem. Hij studeerde biologie in Utrecht en gedragsbiologie in Oxford bij Nobelprijswinnaar Niko Tinbergen. Zijn promotieonderzoek handelde over de evolutie van de gelaatsexpressies als middel van sociale communicatie bij de primaten. Hij was hoogleraar gedragsbiologie aan de Universiteit Utrecht, waarbij zijn interesse in het bijzonder uitgaat naar het sociale gedrag en de sociale organisatie van primaten. Grote bekendheid hebben ook de studies aan de chimpanseekolonie van Burgers’ Zoo gekregen. Jan van Hooff heeft gasthoogleraarschappen bekleed in Zürich en Parijs. Hij is lid van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen en Officier in de Orde van Oranje-Nassau.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *