Alleen Max Havelaarkoffie is niet genoeg

Alleen Max Havelaarkoffie is niet genoeg

Bedrijven kunnen er niet onderuit om maatschappelijk verantwoord te ondernemen1, zeggen voorstanders. Maar dat geluid klonk tien jaar terug ook al. Een hit is het duurzame ondernemen nog lang niet. De praktijk is weerbarstig.

Maatschappelijk verantwoord ondernemen wordt de norm in het bedrijfsleven – dat was eind jaren negentig de hoop van velen. Ook nu geloven aanhangers dat het niet lang zal duren voordat alle bedrijven tot bezinning komen en met oog voor sociale factoren en het milieu gaan ondernemen. In de praktijk is deze manier van ondernemen echter nog slechts het domein van een enthousiaste, maar beperkte groep.

In een notitie over maatschappelijk verantwoord ondernemen sprak het toenmalige kabinet in 2001 de hoop uit dat alle Nederlandse bedrijven binnen een paar jaar aan maatschappelijk verantwoord ondernemen, kortweg MVO, zouden doen. Anno 2008 formuleert het huidige kabinet in een nieuwe notitie het een stuk voorzichtiger: bedrijven moeten zich inzetten om MVO in hun kernactiviteiten te integreren. Wat heeft het Nederlandse bedrijfsleven in de tussentijd aan MVO gedaan? De ene deskundige constateert dat nog maar weinig bedrijven maatschappelijk verantwoord ondernemen, de ander zegt dat bedrijven het zich niet langer kunnen permitteren om MVO links te laten liggen.

MVO is een containerbegrip dat geen vaste omschrijving kent. Het doen van vrijwilligerswerk en het steunen van goede doelen, ook wel maatschappelijk betrokken ondernemen genoemd, wordt soms gezien als onderdeel van MVO. ‘Dat is onterecht’, zegt Jan Jonker, een van de coördinatoren van het nationale onderzoeksprogramma MVO van het ministerie van Economische Zaken.

‘Bedrijven stoppen veel onder de paraplu van MVO. Het klinkt natuurlijk mooi: een emancipatieproject voor ondernemende vrouwen in Zuid-Afrika, maar het heeft weinig te maken met het hart van het bedrijf. Maatschappelijk verantwoord ondernemen gaat om het kernproces van de onderneming.’ In de kantine koffie van Max Havelaar schenken is nog geen verantwoord ondernemen, is dus de boodschap. Ook Cees van Riel, hoogleraar Corporate Communications aan de Erasmus Universiteit, stelt dat een bedrijf pas duurzaam onderneemt als het verbeteringen aanbrengt binnen zijn gangbare economische activiteiten: ‘Philips bijvoorbeeld heeft er belang bij dat alle lampen over de hele wereld worden vervangen door spaarlampen. Dan neemt de winstmarge van het concern toe en gaat de CO2-uitstoot gigantisch omlaag. Philips kan die omschakeling dus heel goed stimuleren, het ligt in het verlengde van zijn eigen bestaansrecht.’

Door de brede definitie van MVO is het moeilijk vast te stellen in hoeverre een bedrijf maatschappelijk verantwoord onderneemt. Jonker: ‘Ondernemingen rapporteren er wel over, maar ze maken hun verslagen helemaal zelf. Een bedrijf kan zeggen dat het zich betrokken voelt bij de burgers, dat het staat voor een duurzame samenleving. Maar dat is allemaal vrijblijvende praat. Controles en sancties zijn er immers niet.’ Enig houvast om te zien of een bedrijf maatschappelijk verantwoord bezig is, geven ‘de drie p’s’: peopleplanet en profit. Zet een bedrijf zich in om het welzijn van de mens te bevorderen, heeft het daarbij oog voor behoud van het milieu, maar niet zonder dat er ook winst wordt gemaakt. Wijnand Broer is adjunct-directeur van CREM, een internationaal adviesbureau voor duurzame ontwikkeling en MVO: ‘Van oudsher is een onderneming vooral gericht op het maken van winst. De andere twee p’s wijzen er echter op dat je ook moet kijken naar de maatschappelijke- en milieueffecten die een bedrijf veroorzaakt. Dat gaat niet alleen over hier en nu, maar ook over de effecten elders in de wereld en in de toekomst. Het is belangrijk dat je in Nederland goed met je personeel omgaat, maar ook dat je aandacht hebt voor kinderarbeid en lange werktijden in lagelonenlanden. Tegelijkertijd ga je natuurlijk failliet als je geen winst meer maakt. Dan is het onmogelijk om nog bij te dragen aan verantwoorde sociale omstandigheden en een goed milieu.’

De ruime definitie maakt niet alleen dat MVO altijd een ‘vaag’ begrip is gebleven, maar ook dat het moeilijk te zeggen is hoeveel Nederlandse bedrijven er eigenlijk maatschappelijk verantwoord ondernemen. Volgens Wijnand Broer is het een beperkte groep: ‘Als je een workshop organiseert over MVO, weet je van tevoren al wie er allemaal gaan komen. Dat zijn de koplopers. De meeste bedrijven zitten in het peloton. Ze hebben wel gehoord over MVO en zijn zich misschien bewust van hun verantwoordelijkheid, maar ze doen er nog niet daadwerkelijk iets aan.’ Henk ten Holt, die in opdracht van het ministerie van Economische Zaken onderzoek deed naar de voortgang van MVO, schat dat niet meer dan een paar procent van het bedrijfsleven met MVO bezig is. Toch signaleert hij ook positieve trends. ‘Er bloeit veel. Als de grote koplopers stappen zetten, dan moeten de bedrijven waar zij zaken mee doen daar wel in meegaan. En de voorbeeldrol van de overheid bij duurzaam inkopen kan een grote impact hebben.’

Het lastige van maatschappelijk verantwoord ondernemen is dat niet alleen het eigen bedrijf goed met mens, milieu en maatschappij moet omspringen, maar ook de toeleveranciers en afnemers. Dat betekent dat bedrijven hun zakelijke partners zelf moeten onderzoeken op hun maatschappelijke beloftes. Mede om deze reden is het voor kleine ondernemingen nóg moeilijker om maatschappelijk verantwoord te ondernemen. ‘Het grootbedrijf kan veranderingen soms afdwingen omdat het een grote afnemer is’, zegt Wijnand Broer. ‘Als je een kleine afnemer bent, zal jouw toeleverancier minder geïnteresseerd zijn in jouw wensen. Dan zal je op zoek moeten gaan naar andere partners.’ Maatschappelijk verantwoord ondernemen kan bovendien problemen opleveren, omdat het de wereldwijde concurrentiepositie nadelig kan beïnvloeden. Bedrijven beroepen zich vaak op dit nadeel als de economische spelregels niet overal op de wereld gelijk zijn. Broer: ‘Als de Rabobank alleen krediet verstrekt aan een Braziliaanse boer onder de voorwaarde dat hij aan bepaalde maatschappelijke eisen voldoet, terwijl een Chinese bank die eisen niet stelt, moet de Rabobank die eisen dan toch blijven stellen?’

Anderzijds kan maatschappelijk verantwoord ondernemen de reputatie van een bedrijf flink ten goede komen. Dat is voor veel bedrijven een motief om er toch iets mee te doen. ‘De reputatie wordt bepaald door harde en zachte factoren’, legt Van Riel uit. ‘Harde factoren kun je uitdrukken in cijfers: producten en diensten, innovatie en geld. Bij MVO komt er een aantal ‘zachte’ factoren bij, waaronder fatsoenlijk omgaan met je personeel en rekening houden met het milieu. Voor de reputatie van een onderneming worden deze factoren steeds belangrijker. Alleen, deze zachte factoren zijn een stuk moeilijker te meten. Veel goedkope kleding, om een voorbeeld te noemen, wordt gemaakt van katoen dat wordt verbouwd met behulp van giftige pesticiden. Dat levert goedkope hemden op, maar in hoeverre de natuur wordt vernietigd, kan niet in cijfers worden uitgedrukt.’ Volgens Van Riel bepaalt MVO mede of een bedrijf wordt ingedeeld bij de goeden of de kwaden, maar vervolgens relativeert hij het mogelijke effect daarvan op de nettowinst van de onderneming.’ Als consumenten je bedrijf sympathiek vinden, betekent dat nog niet altijd dat ze meer kopen.’ Het bedrijf kan echter ook op andere manieren garen spinnen bij maatschappelijk verantwoord ondernemen, namelijk binnenshuis: het kan een grote bron van inspiratie zijn voor de werknemers. ‘Waterleidingbedrijven Evides en Vitens leggen waterleidingen aan in arme landen om mensen gezond drinkwater te geven’, vertelt Van Riel. ‘Nederlandse werknemers voeren die werkzaamheden uit. Zij komen terug met het gevoel dat ze de wereld iets beter hebben gemaakt. Dat is een intern leereffect. Het is niet uit te drukken in euro’s, maar heeft een enorme waarde als het in het verlengde ligt van je normale productieproces. Je onderneming profiteert er dus van, alleen niet in de vorm van een hogere omzet. Dat moet je ook niet verwachten.’

Hoewel de overheid een groot voorstander is van MVO, is haar invloed slechts beperkt. ‘Het vorige kabinet koos vooral voor een rol op afstand en ging niet verder dan stimuleren en faciliteren’, zegt Henk ten Holt. Stimuleren doet de overheid onder andere via MVO Nederland, een kennisorganisatie die ondernemers helpt die met MVO aan de slag willen. Maar de ambitie om maatschappelijk verantwoord te ondernemen moet eerst en vooral vanuit het bedrijf zelf komen. De overheid dwingt niets af. ‘De rol die het kabinet heeft gekozen, vervult het goed’, zegt Henk ten Holt. ‘Maar ik vind het te beperkt. Want in dat tempo en met die aanpak, krijgt MVO geen kans.’

Moet de overheid dan komen met strengere regelgeving? Volgens Wijnand Broer ligt het niet zo simpel. ‘Als de overheid strengere regels wil, bijvoorbeeld een milieuheffing, dan kan dat niet direct, omdat er rekening moet worden gehouden met Europese regelgeving en met de afspraken binnen de Wereldhandelsorganisatie WTO. Maatschappelijk verantwoord ondernemen valt nog altijd onder de non trade concerns, nationale maatschappelijke zorgen die op internationaal niveau uitwerken als belemmeringen voor de handel.’

Jonker is optimistisch. Hij verwacht dat MVO in de toekomst een vanzelfsprekend onderdeel van de bedrijfsvoering is. ‘MVO is nu nog te bijzonder. Hopelijk kom je er over tien jaar niet meer onderuit. Dan kan de term ook worden afgeschaft.’ Volgens Jonker kunnen bedrijven het zich simpelweg niet permitteren om MVO te negeren. ‘Als je er niets aan doet, bedreig je het voortbestaan van je bedrijf’, zegt hij. ‘Stel, je hebt een frisdrankfabriek. Daar wordt in de productie enorm veel water verbruikt. Als je nu niet een manier bedenkt om dat verbruik te verkleinen, kom je in de problemen als water schaars en duur wordt.’ Henk ten Holt denkt minder rooskleurig over de toekomst. ‘Ik geloof niet dat MVO over tien jaar gemeengoed is. Daarvoor moeten er te veel fundamentele economische processen veranderen. Of er iets met MVO wordt gedaan is afhankelijk van de persoonlijke levensvisie van een ondernemer. Sommige mensen hebben helemaal geen last van hun geweten, die willen gewoon snel geld verdienen. Voor het voortbestaan van de wereld is het noodzakelijk dat er iets gebeurt, maar dat gaat niet vanzelf. Als we in dit tempo doorgaan, zijn we met zijn allen vrolijk op weg naar het einde.’

Eerder verschenen in Trouw

Noten

1. Maatschappelijk verantwoord ondernemen blijft een vaag begrip. Een sympathiek imago levert een bedrijf niet per se meer omzet op. Duurzaam ondernemen is niets nieuws. De term maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) ontstond in de jaren negentig, maar deze manier van ondernemen – ook wel duurzaam ondernemen genoemd – bestaat eigenlijk al veel langer. ‘Sociaal ondernemen is niets nieuws’, zegt Jan Jonker, een van de coördinatoren van het nationale onderzoeksprogramma naar MVO. ‘In de jaren dertig zorgde Philips ervoor dat er huisvesting, klinieken en scholen waren voor de werknemers en hun gezinnen. Rond 1970 begon men zich zorgen te maken over het milieu. Men ging zich realiseren dat de rotzooi die bedrijven achterlaten niet vanzelf verdwijnt en dat fossiele brandstoffen op den duur zullen opraken.’ De term MVO is nu nog een begrip dat voor velerlei uitleg vatbaar is. Maar een internationale standaard om MVO te duiden is op komst. In 2009 moet deze standaard, volgens de wereldwijd aanvaarde ISO-normering aangeduid als ISO 26000, klaar zijn. ‘Dat is een positieve ontwikkeling’, vindt Jonker. ‘Alleen het nadeel van één standaard voor alle bedrijven in de hele wereld is dat je niet ontkomt aan een hoog abstractieniveau. Dat betekent dat het geen erg precieze omschrijving wordt. De standaard zal dus wel voor harmonisatie zorgen, maar daarmee heb je nog geen meetlat waarlangs je de mate van MVO bij een onderneming kunt meten.’

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *